Chris VI

Chris hielp mij met de immense dossierverhuizing van het Lange Voorhout naar de Prins Clauslaan 16 waar het Parket-Generaal als hoofdkantoor zetelt. Met de Procureurs-Generaal op de vierde verdieping. Daar hebben ze tegenwoordig balzalen van kamers, waarop ze zich verschansen in tijden van crises. En die waren er vele. Na 2013, de datum van de voltooide verhuizing. Maar daarin waren die kamers steeds ogen in de wentelingen van de vulkanische stormen.

Daar heerste de stilte der sterfkamers. Bij de integriteitskwesties, de lekken, de onverklaarbare informatiedefecten, de pogingen om zaken in de doofpot te stoppen en te houden. Niettemin: de portefeuillehouders wisten de leden van het wetenschappelijk bureau te vinden die ze dachten te kunnen aansturen op rugnummers zonder dat dat zou opvallen. Omdat ze daarvoor nu geen afspraken hoefden te maken. Maar gewoon konden binnenvallen in de glazen aquaria op ieder uur van de dag.

Om aan te geven wat er eigenlijk in de wetenschappelijke eindrapporten hoorde te staan met het oog op zekere politieke gevoeligheden, vooral in de gevallen waarin de scheiding van de machten wel erg plooibaar als principe hertaald werd. Dat was, toen het wetenschappelijk bureau nog in het stadspaleis op numero 7 aan het Voorhout zat niet echt goed mogelijk. Daar kregen de leden van het College van Procureurs-Generaal de adviezen pas binnen in de eindfase, al voorzien van digitaal resumptienummer en onderwerp.

Met de afparaferingen van de directeurs die hun opmerkingen in marge ook digitaal hadden ingebracht. Door deze directe bereikbaarheid van de leden van het bureau – dat oorspronkelijk vele gepromoveerden had geteld, ook in een diversiteit van disciplines – werd het bureau eigenlijk gedeprecieerd tot een dienst ter documentaire ondersteuning van het strafvorderlijk proces in eerste aanleg, zulks naar aanwijzing van de Officieren van Justitie die zich hier en daar niet zeker voelden van hun expertises en daarin bijzondere services vroegen, gelet op het eindresultaat dat politiek gewenst scheen.

En daarbij speelden departementale gevoeligheden en de behoefte om bewindspersonen uit de wind te houden een steeds sterkere rol. Op de wetenschappelijke ondersteuning en legitimatie, placht minister Opstelten steeds vaker te bassen, moet sterke sturing zitten. In stafzaken. De rapportages kwamen dus niet als gedingstukken ook ter kennis van de andere procespartijen zoals de verdedigers van de verdachten maar ook de raadslieden van slachtoffers of belanghebbenden. Gebeurde dat wel, dan was meestal herredactie aangewezen, maar dan zonder dat de geadresseerden daarvan dat konden vaststellen.

Uiteraard. Dat zou het wakker maken van slapende honden impliceren. Dat gold alles te sterker voor het internationale strafrecht, waarin ik nog gold als expert. Omdat daarvan bijna geen magistraat echt veel bleek af te weten en te veel voer op het kompas van academici wier navigatie altijd lui bleek in het linker kwadrant van de kompasschaal. Nooit konden deze hoogleraar of die universitaire docent hun particuliere stokpaardje onbereden laten en nooit gaven ze tevoren ruiterlijk aan in dezelfde zaak opgetreden te hebben hetzij als rechtsgeleerd adviseur van één van de procespartijen, rechter-plaatsvervanger of raadsheerplaatsvervanger. Maar het kwam altijd uit.

Omdat het wetenschappelijk bureau die adviseurs vaak ook had geraadpleegd en als te eenzijdig georiënteerd had gekwalificeerd. Vooral als dat bureau als waterdrager van de minister werd gedetermineerd door die wetenschapper die ook in de NRC veel opiniestukken mocht schrijven. Chris wist hoe dat ging: hij was ook bekend met de praktijken van een gerenommeerd advocatenkantoor in het Haagse, waar hij ook klusjes opknapte en de discussies al timmerend en wittend volgde, als een vlieg tegen de muur geplakt. Zo kwam ik veel te weten van alle kanten.