Fictieve straf-vervolgings-uitsluitingsgronden

Een ding stond wel vast bij de onderhandelingen die Cees de rector voerde over de ontruimingsstrategie die hij verwachtte van de activisten. Cees meende dat de politie en het Openbaar Ministerie strafvorderlijk alleen maar tussenbeide zouden komen ten verzoeke van het universiteitsbestuur. Over de gehele linie. Waar Cees dat vandaan haalde is altijd een vraag gebleven.

Bij misdrijven tegen de openbare orde, wederspannigheid tegen ambtenaren in hun rechtmatige bediening, zaaksbeschadiging, vernielingen, mishandelingen en opruiing tegen het openbaar gezag is het in het algemeen onjuist om de opsporing en vervolging afhankelijk te stellen van aangiften van belanghebbenden en slachtoffers. Bij klachtdelicten ligt het anders, maar die waren bij deze bezetting en de daaruit voortvloeiende toestanden niet aan de orde.

Maar Cees ging steeds weer terug naar curatorium en de voorzitter ervan met de vraag of nu uiteindelijk aangifte werd gedaan of niet, ook, toen een hoogleraar die een toezichthoudende rol had bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst persoonlijk slachtoffer werd van groepsbeledigingen, smaad, smaadschrift en bedreigingen. Nogmaals: Cees kon geacht worden enigszins overvallen te zijn door de bezettingen en demonstraties, de verontreiniging met zeepmiddelen van fonteinen en vijvers op het universiteitsterrein, al was al maanden tevoren in 1968 bekend dat er breed wat broeide.

Vooral tegen de geestelijke overheden van destijds die inderdaad de polsslag van de tijd niet wist te voelen. Het bestuur ging steeds ervan uit dat de universitaire territoria enclaves waren binnen de Nederlandse rechtsorde en dat alleen dat bestuur daarvan afstand kon doen. Hoe het dat zou moeten doen, waar, met welke redengeving en of dat onherroepelijk zou zijn en met terugwerkende kracht, dat was al helemaal een onderwerp van reflectie. Niet tevoren. En niet nadat van strafbare feiten was gebleken die ook blijvende schades tot gevolg hadden gehad.

De UvA-autoriteiten hebben, merkwaardig genoeg, de hampelwegen van Cees ook weer gevolgd, en dat heeft weer breed in den lande navolging gehad. Dat was vermijdelijk. Dat valt de UvA te verwijten, want het leidde ook weer tot rechtsonzekerheden bij de politiemachten en ook bij de Hoofdofficier en burgemeester. Omdat de UvA geen rijksinstelling is. De terreinen, competerend onder haar beheer, zijn evenmin onttrokken aan de heerschappij van Gemeentewet, Wetboek van Strafrecht en Strafvordering als destijds in 1968 en 1969. Dat had kort en goed bekend gemaakt moeten worden en niet in het Esperanto-Engels dat de president-curator wenste te wisselen met zijn wederpartijen die onherkenbaar in hun merkwaardige geheimtaal mochten deelnemen namens wie dan ook aan de besprekingen over de ontplooiing van de demonstraties binnen en buiten de terreinen waarover de UvA pleegt te beschikken.

Het UvA-curatorium wekte de fictie van onbestaanbare vervolgingsuitsluitingsgronden. Met de daaraan verbonden rechtsdwalingen bij de demonstranten die tijdelijk dachten en konden denken niet onder de heerschappij van het Nederlandse recht te vallen. Gesterkt daarin door de burgemeester, die van een vergelijkbare dwaling vertrok. In haar geval overwinnelijk en onverschoonbaar.

Dat de schades te zijner tijd verhaalbaar zullen blijken zal wel niemand serieus in overweging willen nemen. Veel van de gesluierde activisten zijn illegalen, ingevlogen om te dezen zich eens flink te doen gelden voor de Palestijnse Zaak, die steeds meer geopolitieke dimensies krijgt. Hun gijzeling ter fine van betaling en verhaal zou hen zeer goed uitkomen. Een Zaak die voorbestemd is om een geloofsartikel te worden van een huiveringwekkende religie die woekert als wortelloof op leidingwater.

De minister van Onderwijs heeft hier geen taak. De UvA ressorteert niet onder zijn departementale autoriteit als gemeentelijk agentschap met een zonderlinge zelfstandige status. De bewindspersoon heeft een zorgtaak voor het hoge wetenschappelijk onderwijs. Niet voor de borging van de rechtsorde in het algemeen. Dan moet men bij de minister van Justitie zijn. Die kan opdrachten geven aan het College van Procureurs-generaal te dezen. En ik geloof dat dat hard nodig is.

Herinner dat Amsterdam de universiteit ooit oprichtte. Als atheneum illustre. Waarvan de UvA de opvolgster is als rechtspersoon. En dat beschikte wel degelijk over academische immuniteiten. Ik gaf al aan dat men daarvan in 1927 niets meer wilde weten.