Hardheidsclausule

Het grootste politieke struikelblok van het samengestelde drieledige wetsontwerp, dat van allerlei incorporeerde in de Vreemdelingenwet-1965 dat daarin eigenlijk technisch niet thuishoorde zat in het hoofdstuk van de finale absolute koppeling. Dus: de verbinding – koppeling – tussen uitkeringen, toeslagen, voorliggende voorzieningen, facilitaties, bijstand, kredieten, stoffelijke ondersteuningen enerzijds en de wettelijk erkende verblijfstatus anderzijds. Een illegaal mocht géén kinderbijslag, geen huursubsidie, geen toegang tot herkansingsonderwijs, geen medische verpleging, geen thuiszorg ten laste van enige overheidstak kunnen krijgen en ook geen identiteitsbewijzen mogen omwisselen.

Lubbers regeerde tegen heug en meug met de socialisten. En die laatsten hadden tegen deze koppeling, absoluut, en alleen uitzonderingsgewijs bij ontheffing te doorbreken, fundamentele humanitaire bezwaren. Grosheide en ik dachten dat alleen bij dwingende koppeling, waaraan de lagere overheden en hun ambtenaren nooit iets zouden kunnen afdoen, eindelijk eens te bereiken dat Nederland niet langer een Walhalla voor asielavonturiers zou blijken te zijn. Dat was het in 1990. En dat is het nog. En zolang dat zo is heeft het een onovertroffen attractiviteit. De politiek verantwoordelijke bewindslieden zullen daarvoor rekenschap moeten dragen. En niet alleen in de volksvertegenwoordiging. Wij meenden dat die koppeling nog in 1995 effectief zou kunnen worden aangebracht.

Totdat de nastroom via primaire gezinshereniging en relatievorming onvermijdelijk zou worden. Ook daarom hadden we enorme haast. Binnen de ISI was daarover eindelijk consensus. Natuurlijk zouden altijd van rechtswege excepties blijven bestaan en oppoppen, vooral bij gewapende conflicten en oorlog in landen belendend aan het gemeenschappelijk rechtsgebied van de EEG. Maar dat dat alles hard zou kunnen uitpakken, dat ontveinsden wij ons niet. Dat moest dan maar in het belang van de collectieve staatshuishouding. Lubbers onderschreef het en dreef het met het vlammend zwaard van de Aartsengel Gabriel door de minsterraad. Dat de achterban van de PVDA zou blijven morren, dat stond vast.

En dat veel ambtenaren deze koppeling gewoonweg zouden trachten te frustreren lag evenzeer voor de hand. Zij bleven geloven in de maakbaarheid van de Nederlandse samenleving en de daarbij behorende bestendige hoogconjunctuur. Ze bleven romantiseren in vervuldheid conform de tijdgeest van de zestiger jaren en namen zich voor deloyaal te gaan jegens de neoliberale no nonsens regering. Dat bleven ze in het geniep doen zich beroepend op hun geweten als het uitkwam. Het euvel van de Weimar Republik naadloos imiterend: der Kaiser ging, die Generäle blieben. En dat zou blijken toen Lubbers opkraste. Van de koppeling is daarom eigenlijk weinig terecht gekomen, toen het nog kon en toen men er nog aan kon wennen.

Want daardoor bleven de flankerende compensatoire maatregelen om de illegale instroom te dempen ook betrekkelijk vruchteloos, zoals de detenties ter fine van uitzetting en de terugleidingen. Daarom stond de hardheidsclausule ook niet in het koppelingsontwerp. We wilden de ambtenaren niet op ideeën brengen. Die clausule zou tóch wel gelden. Ook als ze weggelaten was. De rechters zouden daarin wel voorzien.