9e mei 1940

Die beklemming neemt meer toe als ik mij realiseer dat in januari 1940 de aanvalsplannen van Hitler-Duitsland in Het Westen bekend waren. En dat het deze keer zich niets gelegen zou laten liggen van de Nederlandse neutraliteitspositie. Ook al was namens Berlijn steeds in november en december 1939 telkenmale officieel via de Duitse gezant Julius Graf von Zech – Burckeroda verzekerd dat Duitsland deze positie zou respecteren, mits, en nu komt het, Nederland zijnerzijds onvoorwaardelijk deze positie zelf ook zou respecteren. Er waren dus bepaalde precondities aan de garantie verbonden, die Berlijn, nader gevraagd niet wilde specificeren. Anders dan de geschiedschrijvers graag voorspiegelen was de gezant niet zuiver op de graat. Hij was wel degelijk lid van Hitlers nazi-partij. Hij gaf dus aan Den Haag alleen de informatie vrij, al jaren tevoren, die Berlijn goed uitkwam. En onthield Den Haag de bezwarende informatie waarover hij al sedert januari beschikte. Von Zech-Burkersroda woonde in 1932 een vergadering van de nazi-partij afdeling Den Haag bij en werd in 1934 lid van deze partij. Hij overhandigde op tien mei in de vroege ochtend een kennisgeving dat Duitsland zich helaas in staat van oorlog bevond met Nederland aan minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens, die op de hoogte was van de toebereidselen. De graaf zou tot in de komende bezetting op zijn Haagse post blijven en werd op  7 juni 1940 met vervroegd pensioen gestuurd. Reynders was vanaf de mobilisatie uitgegaan, in augustus 1939, dat Nederland het militair niet zou redden. Hij had zich kapot geërgerd aan de modieuze nalatigheid, sedert 1925, nog te investeren in de Nederlandse defensie.

Dat was immers onnodig. Oorlog was ouderwets. De Volkenbond zou er tegen voorzien. Ik vermoed via een resolutie waarin oorlog werd verboden. Omdat de boel ervan stuk ging. En omdat er soms sterfgevallen waren te wijten aan zo’n oorlog. Er zijn inderdaad Bondsresoluties geslagen die een dergelijke academische strekking hadden. Die werden in Nederland uitbundig toegejuicht, dat kan ik u verzekeren. Het hoogtepunt vormt het Lyttonreport van oktober 1932. Daarin stelt de onderzoekscommissie Lytton zonder omwegen dat Japan ten onrechte Mantsjoerije is binnengevallen. En dat nog wel met annexatoire aandriften. Die bij het Volkenbondsstatuut verboden waren. Moet je nagaan. Men doet toch maar daar in het Verre Oosten. Maar Japan werd niet veroordeeld. De Fransen vonden zelfs dat Tokio geen agressor was. En de Nederlandse kranten vonden dat toch óók. Men moest het nu niet te gek maken, Japanners hadden ook gevoel, dat werd ook in Den Haag wel eens vergeten. Reynders opende sedert oktober 1939 dus verkennende gesprekken met Brussel, Parijs en via-via Londen. Over mogelijke militaire samenwerking, mocht Nederland inderdaad binnengevallen worden, wat Reynders als zekerheid aannam. Reynders zag de Vesting Holland als een neventoneel: dat zou geen principaal strategisch doel zijn van de Duitse militaire operatiën, al zou Berlijn zeker alles doen om te voorkomen dat deze Vesting — wat héét — in Britse macht zou verzeilen om bombardementsvluchten uit te voeren op het Ruhrgebied, de bakermat van de Duitse oorlogsindustrie. Reynders wilde daarom het Nederlandse leger vertragingsgevechten doen voeren in Zuid-Oost Brabant.

En had daarom het modernste luchtdoelgeschut en de zwaarste vuurmonden naar het Peelgebied gedirigeerd. Dat beviel den Haag, dat overigens de juistheid van Reynders calculaties best inzag, niet. Want het was vastbesloten het regeringsapparaat te verplaatsen met koningin en al. Naar Londen. Onmiddellijk na de gebleken feitelijke agressie. De regering ging vóór alles. Die moest veilig zijn. En verder konden de jongens in de Grebbelinies het maar bekijken. Dat was niet besteed aan Reynders. Die ging dus alsnog de laan uit. En in zijn plaats kwam Winkelman, die de regering in alle opzichten ter wille was. Hij nam die luchtdoelapparatuur en die vuurmonden terug uit de Peel en formeerde een pantserafweerfront rond  Den Haag. Zo lag het zuiden van Nederland open voor de agressor. En kon de regering naar Londen. In het belang van wat toen het Vaderland heette. Dat lag allemaal al vast in de planning van de eerste weken van mei. Zeker. Zonder dat de volksvertegenwoordiging ervan wist, uiteraard. Die hoefde, zei minister-president De Geer, ook niet alles te weten. Waar bemoeiden die mensen zich mee? Wat ZIJN dat voor mensen, zou Kaag hebben gevraagd. En weer krijg ik dat déja vu. Omdat zonneklaar is dat onze regering die vraag al lang heeft beantwoord. Het bijpassend oordeel van regeringswege wilt u niet weten. Dat wilde de NRC van 10 mei 1940 óók niet. Alles rustig aan het front. Daar zijn fronten voor.