Van Pelt te Londen 1940

Zodra Van Pelt hoorde dat Van Kleffens  in Londen was gearriveerd in de meidagen 1940, vloog hij, dit gesprek indachtig,  op eigen initiatief naar Londen. Van Kleffens was blij met hem. Maar hij waarschuwde alvast voor De Geer. Als die zou komen – dat was nog volstrekt onduidelijk – dan was dat geen strijdvaardige staatsman die zich van heler harte de geallieerde zaak zou bekennen.  Dat had Van Kleffens toch nog in april heel duidelijk meegekregen.  Pelt stond verder  geheel nieuw in het gewemel van de kamgaren pakken die naar mottenballen riekten. Pelt bezag de vermoeide huisvaders en merkwaardige eigenheimers die hem als ministers later werden aangewezen, met belangstellende opmerkzaamheid.

Hij had een bureau aangewezen gekregen op de Nederlandse diplomatieke legatie te Londen, waar ook een nerveuze spanning heerste. Hoe zou het ook anders kunnen?  Er waren een groot aantal ambtenaren druk aan het telefoneren. De koningin was ergens in Londen. De gezant, Michiels van Verduynen, was met haar en Van Kleffens bezig een soort proclamatie te ontwerpen, gericht tot het Nederlandse volk. De koningin zat toen als gast op Buckingham Palace en was daar niet benaderbaar. Ze was logée van George VI en moest zich in diens huishouding voegen. Majesteit hield daar geen kantoor, zeker niet als staatshoofd. Van Kleffens was haar penvoerder maar trachtte al te strijdbare taal toch te voorkòmen. Er was in Den Haag nog steeds een OLZ. Die was belast met de krijgshandelingen. Dat was Wilhelmina niet altijd goed bij te plussen. Maar er zou een koninklijke standpuntbepaling komen.

Daarin werd in ieder geval het idee van een regeringscapitulatie verworpen. Die tekst, Pelt nog onbekend, werd aan de internationale nieuwsagentschappen doorgegeven. In de Nederlandse nieuwsuitzending, via de BBC gerelayeerd, werd ze voorgelezen. Of ze opgepikt werd door de zenders Jaarsveld of Kootwijk was niet bekend. Kort daarop kwam het departement van Buitenlandse Zaken te Den Haag  aan de lijn. Dat was Van Royen, die doorgaf aan graaf W. van Bylandt, gezant te Egypte, maar toevallig in de Londense legatie aanwezig, dat Winkelman “de wapens had neergelegd”. Wat betekende dát nu weer? Was er een capitulatie aangeboden of zelfs overeengekomen? Was dat dan tóch de regeringscapitulatie die eerder was afgewezen in de proclamatie? Zo kort daarna al? Wat was er gebeurd?   Hoe dit te verklaren? Gezant Michiels kwam op de legatie. Hij wist iets van het bombardement op Rotterdam. Hij wist niet hoe erg dat het was, maar hij had van Van Kleffens begrepen dat het echt héél erg was. Hij wist niet, wat Winkelman nu eigenlijk precies van plan was. Het Algemeen Hoofdkwartier had gezegd: “Wij leggen de wapens neer”.  Dat kon duiden op een  tijdelijk staakt-het-vuren. Dat kon ook een lokale militaire capitulatie betekenen. Het kon een regeringscapitulatie inleiden. Als dat zo was, dan zou Van Royen dat gezegd hebben, giste Michiels. Dat was tenslotte niet in lijn met het regeringsbeleid tot op heden geweest, voor zover er eigenlijk van zulk een beleid sprake was.

Er moest nu aan het Nederlandse volk, maar ook aan alle andere staten, kennis gegeven worden van het onmiskenbare geografische feit dat het Nederlandse kabinet niet alleen niet in Nederland zat, maar zich had begeven naar Londen. Dat laatste moest toegelicht worden naar strekking, rechtsgevolgen en verdere feitelijke consequenties. Er moest nader uiteengezet worden dat en waarom in Zeeland de strijd in geallieerd verband nog werd voortgezet. En wellicht ook, dat dat in Noord-Brabant nog het geval zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld met het oog op de posities van de Franse eenheden die daar de strijd nog steeds zouden kunnen blijven aanbinden. Dát daar Franse militairen waren, wist het Nederlandse kabinet. Wat ze daar eigenlijk deden, wist het niet. Wat ze van plan waren nog minder. Het kon zijn dat Gamelin inderdaad het VIIe leger in beweging had gezet. Als dat zo was, zou die strijd in Brabant nog lang voortgezet kunnen worden. Of het kabinet daarin nog iets te beslissen zou hebben was onduidelijk. Had Winkelman hierover nog overleg met Gamelin? Niemand die het wist. Kon Winkelman wellicht ingrijpen in die strijd? Ook onduidelijk.   Verder zouden de buitenlandse diplomatieke posten binnen het Nederlandse apparaat dat de interstatelijke betrekkingen onderhield – dáárgelaten of dat nog steeds een departement van Buitenlandse Zaken kon heten – ingelicht moeten worden wat de interstatelijke zelfstandige rechtspositie van Nederland volgens dat kabinet op dat moment precies was. Nederland had immers nog de koloniën, overzeesche gebiedsdelen en volksplantingen, Nederland had overal ook nog consulaire posten, vaak waargenomen door consuls die géén Nederlandse nationaliteit bezaten, Nederland had verder op allerlei plaatsen attaché’s zitten met diverse missies.