Van Pelt te Londen II

Als Nederland in oorlog was, dan zou men moeten aannemen dat ook de koloniën deelden in die oorlogvoering. Dan was, om het huiselijk te maken, Java in oorlog met Duitsland. Was dat inderdaad juist? Was dat het standpunt van het kabinet? Moest het dus óók alle gezanten of diplomatieke vertegenwoordigers van staten, naties en organisaties die zich met Duitsland ter zake van deze oorlog in een militaire alliantie verenigd hadden, beschouwen als representanten van een vijandige mogendheid of entiteit? Moesten deswege de gezanten die Nederland bij deze staten had doen accrediteren daarom niet onverwijld hun paspoorten aanvragen en trachten terug  te keren naar of terecht te komen in staten die geen oorlogsbetrekking met Nederland hadden of naar Londen zien te reizen? Moest niet onverwijld duidelijk gemaakt worden aan de gezant te Berlijn, Van Haersma de With, dat hij moest zorgen dat hij zijn paspoorten kreeg en dat hij verkaste naar een neutraal land, waar hij nog wel zorg kon dragen voor uit Duitsland nakomende Nederlandse ambtenaren of beambten die over heel Duitsland verspreid waren in verschillende bedieningen of betrekkingen? Het was een ingewikkelde kwestie.

Pelt besloot eerst maar eens een algemeen concept persbericht te maken over de verplaatsing van het kabinet. Hij was zich bewust, dat hij in dit verband, op dit niveau, nu Winkelman kennelijk de wapens had doen neerleggen,  nog geen gewag moest maken van “verplaatsing van de regeringszetel”. Want was het feit dat een groepje ministers zich naar Londen had begeven inderdaad staatsrechtelijk zo’n verplaatsing van die zetel? Pelt wist wel dat de achtergebleven OLZ iets had toebedeeld gekregen dat schimmigerwijze werd aangeduid als het “regeeringsgezag”. Winkelman zat nog in Den Haag voor zover Van Pelt wist. Als Winkelman dat gezag had, was het zéker niet raadzaam om te spreken van een verplaatsing van het grondwettig “regeeringsgezag”.  Het kon nog zijn, dat Winkelman dat gezag uitoefende of ging uitoefenen — dat zou Winkelman inderdaad nog gaan doen. Zie meer uitvoerig syllabus 26 op deze site, pp. 243-248 en  pp. 248-251,  https://gerardstrijards.nl/wp-content/uploads/2024/06/Neutraal-Nederland-2.pdf

Hij zou immers nog wetsbesluiten gaan slaan, onder meer betreffende de onteigening van percelen in het verwoeste centrum van Rotterdam. En over schadevergoedingsmogelijkheden met betrekking tot oorlogsschades of herstel daarvan. Dan moest het Londens kabinet geen standpunten kenbaar maken, die de indruk konden wekken dat Winkelman onbevoegd bezig was.  Zeer bepaald niet in een persbericht of communiqué dat vooral bestemd was ook per radio-omroep kenbaar gemaakt te worden in Nederland. Pelt trachtte dus uit de verwarrende reeks van elkaar tegensprekende feiten een tekst te componeren waarin hij duidelijk maakte, dat de grondwettige regeringsvorm nog voort bestond, maar dat het kabinet, om het verzet doelmatig te blijven coördineren en voort te zetten, voorlopig de wijk had genomen naar Londen. Minder kon hij niet zeggen, want als deze regeringsvorm niet bestond of niet meer bestond, dan kon er toch ook geen kabinet zijn?  Hij schreef dus een ampele tekst, daarbij de verzetsintentie benadrukkend. Hij repte van “de vijand”. Dat was Duitsland immers, dat nog steeds gewapenderhand bestreden werd en dat moest blijven.

Hij ging er mee naar de eenzaam aan een tafeltje zittende De Geer in de zaal waar ook de andere bewindslieden rondhingen. Er werd een diner opgediend, zag Pelt, de heren gingen de innerlijke mens versterken na alle doorgestane emoties. Maar De Geer bleef landerig voor zich uit zitten staren. Dat kwam prima uit: dan konden Pelt en De Geer eens naar de tekst kijken. Er was toch haast bij. Van Bylandt kwam het zaaltje binnen stuiven. Hij richtte zich onmiddellijk tot De Geer: er wás gecapituleerd. Ja, zei De Geer verstrooid, hij had al zoiets gehoord. Luitenant Post Uiterweer, een van de adjudanten van Dijxhoorn, had hem ingelicht. Maar moest De Geer dan niet als de wiedeweerga met zijn hele kabinet een beslissing forceren over de houding die de regering nu aannam met betrekking tot de voorzetting van de oorlogshandelingen?, aldus Van Bylandt.  Nee, aldus De Geer, de ministers zitten te dineren.  Laten die maar rustig “afeten”. Pelt herinnerde zich dat huiselijke woordje later nog goed.  Van Bylandt was zo opgewonden geraakt van de scène dat hij die later vaker afdraaide voor collegae. zie over de Londense regering ook: https://gerardstrijards.nl/de-verboden-stad/