EDG en NAVO op de top dd 23-25 juni

Goed, die NAVO gaat eindelijk financieel het verdragsrechtelijk draagvlak krijgen wat altijd al behoorlijk was. West-Europa gaat vol dokken. Maar hoe zit het nu met de verhouding tussen het NAVO-leger en het leger van de Europese Unie? Dat laatste, een EU-leger, dat komt er alleen op basis van een wijziging van het instrument dat we kortweg de Europese Unie-Grondwet zijn gaan noemen. Het Verdrag van Lissabon. Want een EU-leger, dat is een principaal orgaan van de Unie. Het zou belachelijk zijn dat te ontkennen. Dat orgaan behoort in die Grondwet genoemd te worden, mét taakstelling — dus strategische doelstelling — en de verhouding ervan tot de lidstaten en hun nog altijd residuerende territoriale soevereiniteit. Alle grondwetten van die lidstaten hebben op de een of andere manier het territorialiteitsbeginsel in hun artikelen verwerkt. Het beginsel dat de heerschappij van de nationale wetten in beginsel ophoudt bij de geografische landsgrenzen, maar óók dat die heerschappij verdedigd moet worden via de nationale defensie. Dat is uiteindelijk het sluitstuk van het statelijk zwaardmachtmonopolie.

Dat houdt in dat de staat exclusief bevoegd is door geweldspleging de openbare orde binnen het eigen grondgebied te verdedigen tenzij een andere staat of mogendheid bij uitdrukkelijke machtiging van de territorialiteitsstaat een dergelijke bevoegdheid tijdelijk óók mag uitoefenen. De staat, in West-Europa althans, koestert het eigen grondgebied als staatshoogheidsteken, hét significum van de staatsmacht. Zonder territoir geen staat. Daaruit volgt het primaat van het territorialiteitsprincipe. Dat is het stelsel van de Vrede van Westfalen uit 1648. Vóór die tijd, in de tijd dat de Bourgondiërs en de Habsburgers heersten, was dat geenszins vanzelfsprekend, want die gingen uit van het principe dat staatsmacht gebaseerd is op de plicht van wederkerige trouw tussen staatshoofd, meestal een koning, en de onderdaan. Dat hoofd bezwoer de onderdanen per stad persoonlijk dat hij hun grondrechten, privileges en immuniteiten blijvend zou respecteren en zij, op hun beurt, zwoeren dat zij hem, zolang hij dat deed en dat ook met zwaardmacht afdwong aan vijanden, trouw. Daaruit volgde het principe van het primaat van het personaliteitsbeginsel dat het recht van de Duitse staten ook tot in het midden van de negentiende eeuw heeft gekoesterd.

Hitler, die wist dat zijn legerscharen zeker tien jaar achtereen zouden marcheren en dat het grondgebied van Groot-Duitsland langere tijd niet vast zou liggen en niet te cartograferen was, voerde dat primaat van het territorialiteitsprincipe dan ook aanstonds weer in. Een EU-leger breekt uiteraard met dat alles, want de strategie die het gaat betrachten is gericht op doelen buiten het gemeenschappelijk rechtsgebied van de handelsassociatie. Kortom: zo’n EU-leger zet nogal wat competenties en jurisdictionele uitgangspunten op de kop. Daarom kan dat niet voorzien worden bij enige wetsbesluit dat afkomstig is van de Commissie, zoals Ursula kennelijk schijnt te willen. Het primaat van het territorialiteitsbeginsel ligt óók aan het VN-Charter ten grondslag én aan de jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof en het Permanente Hof van Internationale Arbitrage in het Vredespaleis. Voor deze wijzingen van dat Verdrag van Lissabon is instemming van alle EU-staten nodig. Unanimiteit. Gelet op de houding van Hongarije maar ook andere staten vlak tegen de Russische Federatie aan gaat dat lang duren. Zo het al haalbaar is. Dus moet dat EU-leger uiteindelijk een verdragsgrondslag krijgen buiten het Verdrag van Lissabon om. Dat kan ook best. Want zo’n verdrag is er. Het EDG-Verdrag. Waarbij de Europese Defensiegemeenschap wordt opgericht. De Europese Defensiegemeenschap (EDG) is gebaseerd op een verdrag dat in 1952 werd ondertekend door Frankrijk, de Bondsrepubliek Duitsland, Nederland, België, Luxemburg en Italië en dat voorzag in de oprichting van een Europees leger.

Het verdrag werd echter nooit geratificeerd. Het is derhalve nog niet uitgevoerd. Maar het is wel rechtsgeldig geparafeerd en deze parafering is nooit ingetrokken. Parafering betekent: een inspanningsverplichting om tot uitvoering te komen. En die geldt nog. Het verdrag is nooit opgezegd. Het plan voor een gezamenlijk Europees leger kwam in 1950 van de Franse minister-president René Pleven. De West-Europese landen waren het er namelijk over eens dat Duitsland de mogelijkheid moest geboden worden zich te beschermen tegen de Sovjet-Unie. Met de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen, voelden ze er tegelijkertijd echter weinig voor om Duitsland weer een eigen leger te gunnen. Het plan van Pleven, een voormalig minister van Defensie, was een geschikte oplossing. Met een gemeenschappelijk leger kon de Bondsrepubliek zich verdedigen maar tegelijkertijd ook in de gaten gehouden worden doordat de generale staf samengesteld werd door de deelnemende landen. Dat ligt nu allemaal wat minder gevoelig, zou ik zeggen. Brussel kan nauwelijks bezwaren hebben tegen de EDG-gedachte die Ursula nu al maanden loopt uit te trompetteren zonder het kennelijk zelf te weten en te doorgronden.

En destijds is wel meteen nagedacht over de opbouw en de logistiek van zo’n EDG-leger. Het plan voorzag in de oprichting van veertig divisies in Europees verband, die de legers van Frankrijk, de Bondsrepubliek Duitsland, Nederland, België, Luxemburg en Italië zouden moeten vervangen. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië  was nog niet bij de plannen betrokken, omdat men daar de verplichtingen tegenover de NAVO, de Verenigde Staten en het Gemenebest de prioriteit gaf. Gelet op de schofferingen die de Trump-regering Londen al royaal heeft toebedeeld zou dat nu anders kunnen liggen. Pleven noemde dit nieuwe leger de EDG, de Europese Defensiegemeenschap. Met de defensiegemeenschap zou tevens de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) geboren worden. Deze zou zorgen voor een gezamenlijke Europese buitenlandse politiek. Op 27 mei 1952 werd in Parijs het EDG-verdrag ondertekend door de deelnemende landen. Het verdrag is echter nooit van kracht geworden, doordat het Franse parlement het verdrag op 29 en 30 augustus 1954 afwees met 319 tegen 264 stemmen. Onder andere door de dood van Jozef Stalin was de angst voor een Russische inval flink afgenomen, waardoor de Fransen geen heil meer zagen in een supranationaal gezag. Op 23 oktober van datzelfde jaar werden de Verdragen van Parijs gesloten, die in mei 1955 van kracht werden. In deze verdragen werd overeengekomen dat de Bondsrepubliek werd opgenomen in de West-Europese Unie en de NAVO. Stalin is echter niet dood. Hij leeft. Hij heet alleen Putin. Die verklarende asterix zetten wij, West-Europeanen dan in de instrumenten van ratificatie, misschien al in de marges van de final acts van 25 juni aanstaande. Het EDG-verdrag zit hecht doortimmerend in elkaar, dus waarom moeilijk gedaan.