Nieuwe handelsconsulaire contacten vanuit Nederland

Nadat het katholicisme officieel was toegelaten in Nederland met de Grondwet van 1815, waarin het Lage Land ook Koninkrijk werd, uitgebreid met de Zuidelijke Nederlanden die voordien ook bekend waren geweest als de Oostenrijkse Nederlanden van vóór 1789, namen de handelscontacten met katholieke natiën in dat Verre Oosten hand over hand toe. Met natiën bedoelde men “bevolkingsgroepen” die onderling een zekere inculturatie op religieus gebied gemeen hadden. In Antwerpen had men daar ook naar gesnakt. Want daar was de West-Afrikaanse kustvaart via de Kaap naar Goa, waar de Grote Samorijn zat,  ineens afgeknepen met de botte afsluiting van de Wester-Schelde in 1585 door de Zeeuwen. Die thans hun kans schoon zagen vanuit Vlissingen om Antwerpen direct de das om te doen. De Grote Samorijn gold als de koning van de aanpalende zeeën en had al diverse consuls afgezonden onder verschillende benamingen waarvan de Antwerpenaren en de West-Vlamingen baat hadden kunnen trekken. Rotterdam kon dat nu uiteindelijk allemaal gaaf overnemen na 1609, het ingaan van de wapenstilstand met Spanje. Die handelsrelaties hadden wederzijds veel opgeleverd, voor de Samorijn en de Rotterdammers en het was de bedoeling van Whitehall dat dat nu weer zou gebeuren, want Den Haag had in Londen enorme schulden uitstaan en die moesten nu eens afgelost worden.

De heersers van de staatjes binnen de rechtsmacht van die Grote Samorijn speelden een belangrijke rol in het toekennen van handelsrechten aan de Europese koloniale machten. De Samorijn van Calicut ontving Vasco da Gama tijdens diens expeditie om Kaap de Goede Hoop in 1498. De Portugezen slaagden er niet in de Samorijn te overtuigen hen het monopolie op de peperhandel te verlenen door de Arabische handelaren uit zijn gebied te verdrijven. Met behulp van de radja van Cochin, een rivaal van Calicut, dwongen ze de Samorijn in 1505 met militaire middelen tot concessies. Een eeuw later arriveerden de Nederlanders in het gebied. De Samorijn ontving Steven van der Hagen in 1604. Volgens planning kon dit verkeer nu in 1815 volledig hervat worden waarbij thans Rotterdam wel voer, maar Antwerpen evenzeer. Kleurrijke handelsdelegaties waren het gevolg. Met onbegrijpelijkheden van gewoonten en hoffelijkheden. En bijbehorende uitspattingen in de ogen van de wat calvinistische Hollanders, die bereid waren om den brode veel te dulden en niets te zien. De katholieken zouden nu ook de Archipel mogen betreden vooral om contact te leggen met de oude handelscentra uit de Portugese tijden van weleer.

Veel kwam daar niet van terecht, want echt begunstigen deed Batavia dat niet. Maar Whitehall had ook in dit opzicht bedongen dat de katholieken gelijkberechtigd zouden zijn in de koloniën van de bruisende handelsnaties die het Koninkrijk der Vereenigde Nederlanden aan het worden was. het duurde lang, maar nadat de godsdienstvrijheid in 1848 ook uitgebreid was met constitutionele waarborgen voor de kerkelijke organisaties, hun beambten en ambtenaren in 1848, vestigde Rome ineens in 1853 een volledige kerkelijke hiërarchie met bisschoppen en diocesen. En nu ging het met de erkenning van mogelijke immuniteitsposities van dien rap. Organisatorisch eiste deze kerk vrijheid van personeelstechnische  organisatie en het recht om deze te doen blijken in het publieke domein door optochten, demonstraties, conferenties en religieuze samenkomsten waarop de bedienaren der eredienst zich ook uiterlijk als zodanig mochten manifesteren. Zoals bij de internationale katholiekendagen, sacramentele internationale congressen en bedevaarten naar buitenlandse oorden. Eventueel vergezeld van de bijbehorende geestelijke beambten.

Meteen kwam weer om de hoek kijken wat dan gedaan zou moeten worden met een afgezonden pauselijk delegaat naar een eucharistisch congres te Utrecht of Amsterdam. Wat was zijn volkerenrechtelijke status en op grondslag waarvan? Hoe internationaler de kerk van Rome zich organiseerde hoe prangender die kwestie werd. Ik herinner even aan het optreden van kardinaal delegaat van Rossum, de redemptorist, ter gelegenheid van het Eucharistisch Congres te Amsterdam, die deze stad binnenreed in een karos getrokken door zes schimmels. Een voorrecht alleen toekomend aan erkende wereldlijke vorsten. En aan het vergadercircuit bij het Eerste Haagse Vredescongres, waarbij de Heilige Stoel als puissance, mogendheid,  vertegenwoordigd zou moeten worden. Wat, indien dan in de bagages van de monsignori zaken zouden worden aangetroffen, die zelfstandig middelen zouden kunnen zijn voor het voltooien van misdrijven?