De staatkundige betekenis van sociëteiten in Nederland

Na de vrede van Utrecht in 1713 wordt de Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën, de voorloopster van het huidige Nederland, gedegradeerd van eerste klas maritieme mogendheid tot middelgrote staat. In het concert van Europa speelt het nog maar tweede viool. De reden is, dat de regenten in Holland eigenlijk hebben besloten te gaan rentenieren. Ze zijn gearriveerd als grootkapitalisten. Ze hebben via hun voorouders uit de Gouden Eeuw een enorm vermogen gegenereerd. Daarvan willen de regenten en hun nazaten nu lekker genieten. Ze doen eigenlijk zelf niets meer. Ze beleggen nu, voornamelijk via Londen, in Britse fondsen. Ze zijn nog wel opperkoopman, bewindvoerder en directeur bij de Verenigde Oost-Indische en West-Indische Compagnie. Maar ze regeren vanachter hun bureau. Ze komen hun kantoor niet meer uit. In de havens komen ze niet. Met zeelieden willen ze niets te maken hebben. Die pikbroeken stinken naar tabak, jenever en oud zweet.

Wel zorgen de regenten ontzettend goed voor zichzelf en hun kinderen. Ze zorgen dat hun koopmansambten en ambtsaanstellingen bij de stedelijke overheden, de waterstaatkundige instellingen en provincies binnen de regentenfamilies blijven. De gekste aanstellingen van minderjarigen, warhoofdigen en incompetente bestuurspersonen, te lui om uit hun ogen te kijken en met elkaar alleen bekend vanuit bloedverwantschappelijke côterieën waarin het kolfspel wordt gespeeld of thee gedronken wordt, dan wel wijn verbrast wordt,  zijn het gevolg. Een zesjarige wordt havenmeester van de drukke transitohaven te Makassar op Celebes. Een kleuter wordt beheerster van diverse proveniersinstellingen – bejaardentehuizen, zouden we zeggen. Een ijlhoofdige – geestelijk defecte – schoonzoon, de jongelingschap nauwelijks ontwassen, wordt admninistrator van ’s lands ijzergieterijen voor kanons ter vloot. De voorbeelden ad absurdum zijn er te over. Men wrijft de ogen uit.

De aangestelde heeft geen verstand van de onderwerpen die of het speelveld dat aan zijn zorgen worden toevertrouwd. Maar dat hoeft ook niet. Als hij aan zijn regentenkaste maar loyaal blijft en mee doet aan het structuurloos toeschuiven van banen, aanstellingen, ere-ambten,  beheersposten en het toezicht op vermogens ten algemene nutte. Deze banencarrousel, waarbij deskundigheid, karakter en standvastigheid geen enkele rol meer spelen wordt in beweging gehouden door de contracten van correspondentie.

Als familie A nu maar de stoelenzetterij mag beheren van alle Utrechtse kerken van hervormde godsdienst, mag familie B alle sluis- en sasmeesters in Holland aanstellen en ook de overtomen in beheer nemen. De kartels monopoliseren de ambten en aanstellingen. Dat lijkt veel, op wat tegenwoordig politieke partijen wordt verweten. Een persoon, die politiek afgedaan heeft,  wordt directeur-generaal van de spoorwegen, als dan de waterstaatkunde op rijksniveau maar in handen komt van een ander die zijn loyaliteit aan de politieke regeringsgremia inmiddels voldoende heeft bewezen aan dat kartel. Kennis van railverbindingen, logistiek en transportcongesties is niet noodzakelijk bij de eerste, zoals de tweede volmaakt onkundig mag blijven van getijdenstromingen, dijkopbouw, grondverzakkingen en polderingen.

Na 1713 worden dan ook deftige sociëteiten op provinciaal niveau voor het regeren op rijksniveau van cruciaal belang. Daar wordt ultiem handje klap gespeeld, buiten de staten-generaal om. Daar, in die sociëteiten worden de beslissende knopen doorgehakt. Waarbij loyaliteit aan de eigen immune kaste doorslag geeft. En niet de objectiveerbare expertise. Daarom gaat Nederland moeiteloos over in een vadsige Bataafsche Republiek waarbij de Jan Saliegeest voor decennia gaat overheersen. Gezelligheid kent geen tijd. En opstanden zijn er om neergeslagen te worden.