Op de eerste oorlogsdag bleef deze paniek gereserveerd tot de besterde bovenlaag van het aangevallen Nederland. De soldaten en de burgerij zagen wel dat de Duitsers verbluffend snel oprukten met uiterst modern materieel — overigens niet met massale inzet van tanks, want daar had het Oberkommando der Wehrmacht geen mogelijkheden voor gezien gelet op de watergangen, beken, weteringen en rivieren waarvan het polderland was doorsneden — maar ze hadden geen overzicht over de algemene strategische situatie. De kanonniers achter de liniën van de Peeldivisie zagen hun vuurmonden 8. lang staal midden in het vlakke landschap wel hoog op steigeren na iedere salvo, maar dat ze moesten opboksen tegen 22cm snelvuurgeschut met minsten vier vuurmonden per batterij, daar kwamen ze pas achter toen hun stellingen waren doorbroken. Dat de Peel-Raamstelling daarmee hopeloos was gedoemd in te storten en dat daardoor voor het Duitse Veldleger de weg volledig vrij kwam om zich in een ontzagwekkende sikkelbeweging zuidwestelijk op het Albertkanaal te concentreren waarachter het Belgische Veldleger trachtte slag aan te gaan — ook weer tevergeefs — dat wisten ze niet. En evenmin, uiteraard, dat daardoor de weg vrij kwam voor een massale doorstoot naar Parijs.
Dat had Reynders juist bevroed en daarom had hij die Peel-Raamstelling zo zwaar versterkt. Winkelman had deze versterking ongedaan gemaakt en had de Lichte Divisie onder generaal-majoor Van Neijnatten op die eerste dag al bevolen terug te gaan naar het Zuidfront van de Vesting Holland, waar ze vast liep. Omdat de parachutisten de Moerdijkbruggen al hadden bezet. Winkelman had daarmee als het ware het risico genomen dat de toegang tot de Vesting aan dat Front volledig vrij kwam te liggen voor de Duitsers. En die roken die kans. En baatten haar uit. Binnen de kortste keren was het Eiland van Dordrecht in hun macht. En daarmee was passage geboden door de polders van Zuid-Holland. Terwijl Winkelman aldus die draaideur naar de Vesting openzette, sloot het Belgische Leger de gelederen om elastisch terug te trekken naar het Zuiden in afwachting van de door het Frans Opperbevel toegezegde versterkingen, waarvoor onderdelen van het Franse VIIe Leger waren vrijgemaakt. Kortom: terwijl Winkelman de routes noordwaarts vrijgaf aan de Duitsers, deden de Belgen dat zuidwaarts. Zoals Reynders had voorspeld toen hij de tactische verlangens van de regering te Den Haag had vernomen in november 1939. De Fransen, in de veronderstelling dat de Peel-Raamstelling zeker zeven weken of twee maanden gehouden zou kunnen worden — Reynders had dat verzekerd tijdens geheime verkennende besprekingen — zonden nu verkenningseenheden noordwaarts naar Breda, om daar oostelijk af te zwaaien naar dat stelling gebied. maar die kwamen niet ver. Omdat het Algemeen Hoofdkwartier aan het Voorhout had gelast de wegen in West-Brabant onbegaanbaar te maken voor de Duitsers.
Met omgevallen bomen die hun bladerkronen nog in volle omvang torsten, geïmproviseerde versperringen van balken en opgebroken stenen en dwars geplaatste vrachtwagens, karren en hekken. De Franse verkenners kwamen gewoonweg nauwelijks vooruit. Ze ervoeren bovendien dat de Peel-Raamstelling inmiddels al was verlaten, omdat Nederlandse infanteristen hen tegemoet trokken en hun relaas deden over verraad en dat hun kommandeuren nergens te traceren waren. Het Algemeen Hoofdkwartier bleef daarvan onkundig, omdat de bewakingstroepen rondom de toegangen tot de Moerdijkbruggen hadden getracht de bruggen te doen springen, waarbij de ladingen en ontstekingsmechanismen herhaaldelijk hadden gefaald. Het wegdek onderscheidenlijk de rails werden even opgetild doordat de onderliggende steunen inderdaad een optater kregen. Maar dan zakten dek en rails weer terug. Het enige wat bereikt was, was dat de telefoon- en telegraafkabels onder de brugdekken braken. En deze kabels gaven als enige middelen communicatie met dat Hoofdkwartier, waar men met het uur optimistischer werd, al moest men wel toegeven dat overal Nederlandse troepen werden teruggetrokken.
En aldus kon Winkelman beweren dat het Leger overal krachtig stand hield en zelfs overging tot tegenuitvallen. De Baron van Voorst had opdracht gegeven daarbij de bajonet op de geweerloop te plaatsen en een krachtig schallend hoerah! uit te stoten, daar zouden de Duitsers wel van schrikken. Zo gingen miliciens en burgerij nog redelijk gerust de tweede oorlogsnacht in. Men zou handhaven. Je Maintiendrai. Dat stond in het Rijkswapen en onder het Koninklijk blazoen. Dat staat het nu nog. De realiteitswaarde van dat devies dunkt mij te gelegener tijd redelijk aangetast. En dat besef is nu breder ingedaald dan in 1940. In dit lage land. Niet in Brussel. Men zie: .https://gerardstrijards.nl/video/