De soldaten van de Nederlandse landmacht, onkundig met de agressieve moraal en het uitstekende moreel van de vaardig oprukkende Duitse troepen, betrokken allen volgens de planning hun afwachtingsopstellingen in de vroege ochtend van die tiende stralende meidag. Dat hun bewapening niet echt helemaal tip-top was, niet echt modern en dat er met de communicatie tussen de verschillende regimenten, bataljons, afdelingen en secties wel wat mis was, dat was hun bekend. Maar Nederland zou standhouden omdat het dat kón. Dat was ook steeds de teneur geweest van de officiële nieuwsvoorzieningen, ook van de volkomen verzuilde omroepen die hun zendprogramma’s afstemden op de veronderstelde behoeften van hun volksdelen. Er was een protestantse strategische inschatting, een katholieke, een neutrale en een vrijzinnige, wat dat alles ook moge beduiden. Waar de soldaten wel meteen achter kwamen was dat hun hogere en opper-officieren al vanaf het eerste moment redelijk de kop kwijt waren, om niet te spreken van blatante paniek. Ze waren doorgaans niet te vinden, die kolonels, generaals, garnizoenscommandanten en territoriale bevelhebbers.
En als ze te vinden waren op ongedachte plaatsen, omdat ze steeds maar hun stafkwartieren uit de gevarenzones plaatsten, doorgaans westwaarts, zaten ze badend in het zweet te bellen met hun meerderen of zaten ze te huilen, te blaffen tegen struikelende ordonnansen, of gaven ze, hees van stem onuitvoerbare instructies dan wel bevelen waarvan de soldaten doorhadden dat deze averechts zouden werken. De luitenant-generaal Van Andel, de binnencommandant van de Vesting Holland, kon vier dagen zijn tranen niet bedwingen en verliet zijn kamer, ingericht om het lichtend middelpunt te zijn van geconcentreerd en bewegelijk verzet tegen de aannaderen vijand nauwelijks. De generaal-majoor Harberts suisde met de stafwagen als een meteoor zijn Legerkorps door met als voornaamste oogmerk iedere onderhebbende gillend, tierend, vloekend en amechtig hijgend uit te veteren en steeds weer tegencommando’s uit te vaardigen als hij de beschikking kreeg over de tactische bevelen van de commandant-Veldleger Baron van Voorst tot Voorst. Harberts. Jacob Harberts werd verondersteld het Tweede Legerkorps te commanderen en dit was nu zijn modus van uitvoering van dat categorisch bevel. Wat hij deed was ruziemaken en op tafels slaan. En veel, heel veel rondrijden. Harberts kwam op de derde oorlogsdag in daverend conflict met de Commandant Veldleger, Baron Godfried van Voorst tot Voorst. En wel over de vraag welke commandant een tegenaanval zou moeten ontwerpen om de doorgestoten Duitse troepen op de Grebbeberg terug te dringen. Van Voorst tot Voorst gaf zonder voorafgaand overleg met Harberts de opdracht hiertoe aan kolonel Barbas van de IIe divisie, een ondercommandant van Harberts.
De manhaftige Van Voorst tot Voorst overtrad daarmee natuurlijk gedragsregels en fatsoensnormen. Harberts maakte daar een overschuimende principekwestie van.. De generaal-majoor meende dat de IVe divisie van Kolonel Van Loon de tegenaanval moest doen, voorzien van versterkingen. Harberts annuleerde de opdracht van Van Voorst tot Voorst en liet de staf van de 4e Divisie de tegenaanval ontwerpen en leiden. Dat leidde tot chaos. En Harberts werd maar op non actief gesteld. In de late middag van 13 mei – na drie dagen onafgebroken leiding geven in een chaotische strijd – was Harberts totaal uitgeput en was hij het overzicht kwijt. Hij was daardoor niet langer meer in staat zijn functie naar behoren uit te voeren, naar de mening van de Commandant Veldleger. Hij werd toen door Van Voorst tot Voorst als commandant van het IIe Legerkorps vervangen door die kolonel Barbas.
Het meest bont maakte het de kolonel Leonard Schmidt, van de Peel Divisie. Die was zo goed als niet te vinden. Steeds doende zijn hoofdkwartier te verplaatsen vanuit de zones van de operaties. Westwaarts. Teneinde zich zonder schrammen te kunnen overgeven aan de nadringende Duitsers. Het is maar een greep.De troepen aan de Peel’Raamstelling vochten dapper door. Zonder instructies. Met zwaar verouderde vuurmonden. En daar stortte de Nederlandse defensie al meteen in.https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/terms=406/order=latest/keywords=Peel-Raamstelling/author=Gerard+Strijards Het léék een incident. Die verwarring. Die verouderde bewapening waarvan in één oogopslag de ontoereikendheid in te zien was. Het was het niet: geen incident. Een inadequate strategische planning, falende bevelvoering, chaos op het Hoofdkwartier. Het was een algemeen beeld. De voorbeelden zijn talloos te vermeerderen. Aan het Lange Voorhout leek alles zijn gewone bureaucratische gangetje te gaan. Alles onder controle. Maar dat kwam doordat de Opperbevelhebber Land en Zeemacht nauwelijks geïnformeerd kon heten over het desastreuze verloop van de geweldshandelingen. Aan Nederlandse zijde. Omdat en doordat de voornaamste verbindingen per telefoon waren verbroken, omdat de lijnen tussen de verschillende krijgstonelen al op die eerste oorlogsdag aan gort waren geschoten. Die hadden grotendeels bovengronds gelopen en vaak zichtbaar aan draden met witte opvallende porceleinhoedjes bevestigd aan palen, in stammen en aan gevels. Prijsschieten dus. Voor de Duitsers. Dat zet ik er toch voor de duidelijkheid maar bij. Dat zal bij een Russische inval ons niet meer overkomen, natuurlijk. Hacken loopt niet zichtbaar in de voorbereidingsfase in de gaten.