Het is nu één jaar geleden dat de beruchte medische carrousel begon te draaien, met mij aan boord, op een steigerend houten paard. Een hengst, zou ik zeggen, al heb ik de geslachtsdelen voor het bestijgen van het dier niet grondig bekeken. Het was mij ook aanbevolen als een makke schimmel. Mits ik de stijgbeugels maar klemvast had over het schoeisel. En niet trekken aan de teugels, want daar kon het dier niet tegen. Verder was mij onbekend dat het stoommechaniek van deze draaimolen flink wat haperingen vertoonde. Met name de veerveiligheden waren niet goed gecontroleerd. Zodat de molen soms flink ging horten, stokkend, de sirenes uitbarstend in schrille gillen en daverende dampen, die allengs verdichtten tot wolken waarin ieder zicht verloren werd. De machinist van het stampend monster rukte dan wel aan menige weerbarstige hendel, die duidelijk lang niet geolied en gesmeerd was. Het mechaniek was zwaar aan het roesten. De stoomfluiten gilden te vergeefs, de molen bleef stilstaan, schokkend en wiegend. En dat witte paard maar steigeren. Met mij erop. Verstard van angst. Dat moet ik erkennen.
Terwijl het, zo was mij verzekerd, een plezierritje zou wezen. Geen zorg. Dat stond verdomme op het eerste geleidingsbiljet dat ik kreeg uitgereikt nadat ik de zoveelste endoscopie had ondergaan. Twee poliepen verwijderd, stond er op het voorgedrukte formulier met als toevoeging “Maak u geen zorgen”. Dat kwam een verpleegkundige in het Westeinde echter op de 12e in die vroege ochtend wel wat somber nuanceren: er was een derde poliep aangetroffen in de dikke darm, die was niet poliklinisch in Het Westeinde-ziekenhuis verwijderbaar. Dat zou gebeuren op een locatie waar men betere apparatuur daartoe had mét een zeer bekwame specialist die in een handomdraai deze euvelen zou cureren, met, om zo te zeggen, één haal van het scalpel. Wederom: geen zorgen, dat was allemaal best te doen. En wilde ik wat nuttigen? Broodje met rookvlees misschien? Dat zou, zo zei de verpleegkundige milddadig, er wel ingaan. Met een koppie thee. Ik had, tenslotte, drie dagen lang tevoren purgatoria genomen om de darmen te schonen. Er was al een plaats afgesproken met het Medisch Universitair Centrum te Leiden op radiologie voor een MRI-scan, om 15.30u. Hier waren de formulieren en de bijbehorende toelichtingen op hoogglanspapier. Route 797. Die zou ik moeten inslaan. Dan kwam eigenlijk alles best terecht. Ja, die digitale organisatie, die was eigenlijk best in orde, dat zou ik ervaren. Knap hoor.
Die route sloeg ik dus in. En die loop ik nog steeds af. En aan. Die ga ik u niet in den brede verhalen. Mijn vader, die een galstenen-operatie had ondergaan in het Eindhovens Binnenziekenhuis in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, liet op familiebijeenkomsten, jubilea, herdenkingen en interfamiliale wedstrijdjes waarbij gelukkig iedereen won en een medaille kreeg, altijd, als de eerste glaasjes advocaat waren rondgedeeld en al behoorlijk wat jenever (Ketel A-1 van de Witte Slijter) was genuttigd, de weckpot met de galstenen rondgaan. Rammelend met deze kleinodiën. Steeds als tante Trees na ampele aarzeling toch besloten had één enkel advocaatje te believen mits afgedekt met een flinke toef slagroom. Juist op het moment dat deze toef moeizaam uit de spuitbus trad na herhaald schudden, liet mijn verwekker zijn lange Jäger-onderbroek zakken. Teneinde de ooms en tantes duidelijk te maken welke jaap hem was toegebracht op het opbollend wit-glanzend abdomen, want hij was redelijk corpulent in die dagen. Zijn immer wijzende rechterwijsvinger verwijlde langdurig bij de steken die op deze gruwelijke snede in de littekens waren zichtbaar gebleven, tot dat het wijswerk was voortgeschreden aan de thorax. Tante Trees, die het ver geschopt had als de cheffin van de kousen- en sokkenafdeling bij de katholieke grootwarenhuisfirma Vroom & Dreesmann, was dan al, lichtelijk bleek, verzwonden naar de WC, die immer bezet werd door mijn jongste broer die daar voorshands niet genegen was af te komen. Daarom zal ik u verdere details besparen. U bent daar, hoe is het mogelijk, zelfs niet latent ontvankelijk voor.
Alleen dit nog: op de 18e deelde de specialist mij mede dat ik niet operabel was. En dat ik beter deed, naar huis te gaan. Dat deed ik dus. Dat is één jaar geleden. Het was destijds grijs en mistig. En nu redelijk zonnig. Maar daartegenover staat dat steeds woedende demonstranten over de Van Alkemadelaan naar het Internationale Permanente Straf gaan om daar te demonsteren tegen de gruwelijke agressie die Israël betracht jegens Iran door lukrake bombardementen. Dat is dus een verschil met de situatie van één jaar geleden. Verder is nog veel hetzelfde wat mij betreft. En dat vier ik dus. Met geraniums die te koop zijn op de SPAR aan het Stuyvesantplein. Boerengeraniums, met van die dikke sappige rode bloemen. Ze staan buiten te schitteren op de stoep aan dat plein. Dat blakert in het zonlicht. Het is Gods Heilsplan.