Kijk je naar de perioden van 1945 tot en met 1970, dan kun je bezwaarlijk anders vaststellen dat de media makkelijk manipuleerbaar waren, niet zozeer door de Rijksoverheid, al kon die er óók wel wat van, maar meer door de zelfbenoemde elite waar Thierry Baudet met zijn Forum voor Democratie zo goed mee scoorde. Want die diagnoses waren, in de opstartperiode van Thierry, ronduit briljant. Zoals die van Pim Fortuyn, Zaliger Nagedachtenis. De Londense strapatsen van de politiek verantwoordelijke bewindspersonen die ronduit gericht waren op eigenbelang, zelfhandhaving, veiligstelling van politieke vooruitzichten en daarmee samenhangende benoemingen werden zeer, zeer bekwaam in die na-oorlogse periode onder de tapijten van de diverse kantoorruimten aan het Plein geschoffeld. De enige journalist in deze periode die deze verantwoordelijken achter de vodden bleef zitten, hardnekkig, bekwaam en onophoudelijk met objectiveerbare bebronningen was Jan Rogier, politiek journalist bij het in die dagen uiterst linkse en uiterst kritische Vrij Nederland, dat de actuele staatkunde op de voet volgde en zich van de algemene tijdsgeest nu ook weer niet zoveel aantrok. Zolang Mathieu Smedts — de onnavolgbare roomse a-theïstische Peellander — hoofdredacteur was van Vrij Nederland had Jan Rogier als het ware blanco volmacht om te schrijven wat hem in de pen kwam.
Dat kwam de dagbladpers middellijk ten goede — want die moest tenslotte, bijna noodgedwongen, reageren op wat Jan allemaal eruit placht te gooien — en ook de litteratuur als kunst, kunde en kunstje, want onze Jan kon schrijven. Heel goed. Tjonge, wat had Jan een banjir aan grievende bijvoeglijke naamwoorden en invectieven binnen zijn toetsenbord. Deze Jan liet weinig heel van de reputaties die Loe had trachten op te bouwen van de Londense Helden en van de personen die na 1945 hadden weten te poseren als voorbeeldeloze verzetshelden die nadien in de politiek juist daardoor konden scoren. Jan hield zich uitvoerig bezig met Wilhelmina, Van Kleffens, Gerbrandy, Oud, Einthoven, De Quay, Van Lith de Jeude, Kruls en dat soort volkshelden die een enorme reputatie hadden kunnen opbouwen door een totale geschiedvervalsing te begunstigen van hun ambtelijke bezigheden. Jan was het, die erachter kwam dat Wilhelmina in haar jaren in Engeland voortdurend onder invloed was van methamfetaminen, benzedrine en dat soort sedatief spul. En dat ze daardoor aan hoogmoedswaanzin was gaan lijden, paranoïa alsmede zintuigelijke storingen. En voorts dat haar entourage dat heel best wist. Maar haar toch haar gang liet gaan. Uit vrees. Want Wilhelmina schuwde geen onbeschoftheden, zeker niet op den duur en was steeds bezig de Oranje-dynastie — wát men daaronder ook moge verstaan, zeker in de Londense jaren — op een voetstuk te plaatsen zonder feitelijke grondslag in de drassen harer fantasieën.
Jan serveerde ook de directeur van de Binnenlandse Veiligheidsdienst bekwaam af naar aanleiding van de affaire-Sanders binnen die Dienst, toen Sanders bleek dossiers te hebben gedupliceerd waaruit bleek van volkomen onbetrouwbaarheid van de diverse politieke gezagsdragers die na 1946 het weer in Den Haag voor het zeggen kregen. Waaronder Einthoven zelf, natuurlijk. Die man, aldus Jan, deugde voor geen meter. En dat toonde Jan dan aan. Dusdoende liep hij Loe de Jong behoorlijk voor de voeten. En die wist met Jan, invloedrijk als deze Paus van historiserend Nederland inmiddels was geworden in Het Haagse, wel raad. Jan werd ondergeschoffeld. En kon het vergeten. Zoals Loe ook Willem Aantjes , de beoogde fractieleider van het brandnieuwe CDA (Christen Democratisch Appèl) publiek genadeloos afslachtte door hem voor te stellen als militair bij de Waffen-SS. Voor de televisie. Ook Aantjes kon het vergeten en verdween in Nacht und Nebel. Hij kreeg de functie van voorzitter van de Kampeerraad in schaal zestien zodat hij zijn pensioen nog kon halen. Terwijl van Loe’s beschuldigingen geen barst bleek te kloppen. Loe werd daarentegen nog bevorderd in de Orde van de Nederlandsche Leeuw. Er was niet alleen een geleide loonpolitiek in dit Lage Land. Maar ook een geleide mediapolitiek. Het komt nu, nadat de digitalisering zo ingrijpend de waarheidsvindingen omtrent het jongste verleden in de ban gaat houden, steeds duidelijker tot uiting. En ook waarom de zo hooggeroemde persvrijheid in Nederland zo onproblematisch was vóór de COVID-crisis. Die vrijheid bestond niet.