Het gastland waar de diplomaat de bediening verrichtte waarbij die diplomaat een misdrijf beging kan de zendstaat of de zendende organisatie vragen de exemptie geheel of grotendeels op te heffen. Het misdrijf behoeft niet binnen die bediening te zijn verricht, in dier voege dat het doel van de bediening mede bracht of mede kon brengen dat het strafbare feit begaan werd. Hoe het gastland dat doet hangt af van het protocol dat het gastland daaromtrent met de zendende mogendheid heeft gesloten. Dat hangt af van de aard van de zending en van de relatie die beide partijen bij de missie vóórhadden. Meestal moet het verzoek het strafbare feit zo nauwkeurig mogelijk opgeven naar aard, tijd, plaats en omstandigheden en voorts of er een slachtoffer of beledigde partij is. Een bewijsredenering is in dit stadium nog niet nodig, maar wel moet de verdenking gerechtvaardigd worden en op het eerste gezicht redelijk zijn. Voorts moet het feit ook naar het recht van de zendende mogendheid strafbaar zijn en wel op vergelijkbare wijze als in de ontvangende staat. Er moet dus wederkerigheid van strafbaarheid en strafwaardigheid zijn op het moment, dat het feit werd begaan en voltooid. Het komt zelden voor dat zulk een procedure inderdaad op gang gebracht moet worden.
Meestal zal de zendende staat of organisatie op wenk van het gastland de diplomaat al terugroepen, want een officiële opheffing van zulk een exemptie plaagt heel wat publiciteit te veroorzaken die uiteindelijk de betrekkingen tussen de zendende partij en de ontvangende staat niet ten goede komt. Maar sommige diplomaten werken die opheffingsprocedure ook nog met alle middelen tegen en dat kunnen er heel wat zijn. Bij de internationale straftribunalen werken opmerkelijk veel ambtenaren en beambten die daarin een meester zijn. Hun vindingrijk gaat de fantasie echt vaak te boven. Bij hen is het normaliter de griffier die besluit of de opheffingsprocedure moet worden gevolgd en het kan zijn dat de diplomaat die dat aan ziet komen ook heel wat belastende feiten kent die ook die griffier kunnen belasten, vooral bij delicten waarbij een seksuele component een betekenisbepalende component is van de delictsomschrijving. Maar soms gaat het om omvangrijke fraudes, openbare dronkenschappen en verkeersdelicten en dan is doorgaans deelneming door derden een uitzondering. Zowel gastland en zendende mogendheid proberen alles uit de kast te halen om dergelijke herroepingen te voorkomen, waarbij op de betrokken verdachte flink veel druk wordt uitgeoefend.
De diplomaat kan zelfs, in excessieve gevallen, persona non grata worden verklaard ingevolge het nationale vreemdelingenrecht van het gastland, waarop uitzetting of gedwongen terugleiding volgt. Het departement van Buitenlandse Zaken laat dat graag over aan Justitie dat zich daarmee meestal ook weer in de vingers snijdt omdat ook deze gedwongen verwijderingen allerlei publicitaire commotie veroorzaakt die exact het tegendeel bewerkt van wat zendende en ontvangende partij beoogden bij hun originele betrekking. Veel van deze handelingen moeten op had hoc basis nader worden afgesproken in memoranda of understanding, of, als de verhoudingen echt beroerd worden, via apostilles in margine, die verbazende lectuur opleveren. Omdat de deskundigen meteen ook weten waar, in welke lokaliteit en onder welke omstandigheden het misdrijf dat aanleiding geeft tot deze soort schriftelijke uitwisselingen zich moet hebben afgespeeld waarbij ook de rol van het slachtoffer dat zich opgedaan heeft boeiende passus opleveren.
Men gaat dan van “affaires” spreken waarbij de naam van één der deelnemers de aanduiding is van een complex van handelingen waarbij ook hogere ambtenaren van de ontvangende staat een rol speelden die een thriller van de Heer Ross zouden rechtvaardigen. Ik gaf al eerder enige hints op nopens dat soort affaires die ook van belang werden voor het Nederlandse staatsrecht.https://gerardstrijards.nl/de-affaire-ries/ en volgende Blogs. Een ding is dan zeker: die zaken blijven geveegd onder een zwaar Perzisch Tapijt dat ook nauwelijks op te tillen is en niet zonder commotie verwijderbaar blijkt. En daaraan werken de Haagse ambtenaren dan ook con amore eendrachtelijk mede zonder de minste verwijzing in enige oplegnota. Con amore. Het is merkwaardig tot welke inspanningen ambtenaren kunnen komen wanneer die ontremming van gevoelens in het spel is en wat ze durven riskeren om deze toch te verheimelijken terwijl ze beter hadden moeten en kunnen weten. Cosa fatta capo ha, dat zei Graaf Ciano, de schoonzoon van Benito Mussolini dan altijd schouderophalend. Hij wist als expert als geen ander waar hij het over had. Het is een berucht thema, ook binnen de NAVO. Er zullen dus na de 25e juni heel wat ambtenaren doende zijn met memoranda of understanding.