Ruïneus perspectief van deze top

Dealmaker Trump is nu met zijn promesse de boer op in de USA: hij heeft een Europees debiet weten aan te boren voor zijn aanbestedingen ten voordele van het militair-industriële complex binnen de rechtsmacht van de USA. Dat gaat, dat weet deze merchandiser nu zeker, orders opleveren. Grote bestellingen, waarvan ook de toeleveranciers voor delfstoffen, computeronderdelen en de ICT-infrastructuur, de daarbij behorende civiele logistiek en dienstverleners, planners, auditor, controllers en fiscalisten met hun consultant goudgeld gaan verdienen — mits de Europese partners de promesse naar behoren gaan vergelden. In de naaste toekomst en volgens de reeds gehouden onderhandelingen in de contactuele fases in Den Haag-centrum nopens de bestellingen, de aanbetalingen, de faseringen daarvan, de afnames en de voortgezette dienstverleningen die daaraan noodzakelijk verbonden zullen zijn. Dat zal Amerika opnieuw groot maken. En dan heeft Trump gedaan wat hij zijn electorale achterban verschuldigd is. Dan zal Europa te maken hebben met een nog steeds onberekenbare, sluwe maar blije Trump. Dat wordt anders als de promesse niet wordt vergolden zoals de koophandelsgebruiken voorschrijven.

En dat dat uiteindelijk de uitkomst zal blijken van alle theater en charades te Den Haag op kosten van de Nederlandse belastingbetaler opgezet, dat staat zo vast als het “Amen!” in de kerk op het Volkscredo. En weer kan dan de parallel getrokken worden met de afhandeling van het destijds zo deerlijk overwonnen Duitsland, dat wel een schuldbekentenis tekende maar niet betaalde. Duitsland kon dat ook met geen mogelijkheid. Maar daar gaat het nu even niet om. Het belóófde door de parafering van de final act van het Verdrag van Versailles in juni 1920 zonder aarzeling dat wel te zullen doen. Die belofte bleef nadien steeds boven het gedesorganiseerd en stuurloze interbellaire Europa hangen als een gele vervuilde ochtendmist in de deerlijk verregende herfst. Eerst trachtte Duitsland ze na te komen via waardeloze marken, die de socialisten tot hyperinflatie hadden weten op te zwepen op basis van de redenering dat de aflossingen zouden moeten plaatsvinden in marken. De Duitse Weimarer Rijksmunt. Maar dat zat ze niet glad: de betalingseenheden waarin de aflossingen moesten plaatsvinden moesten nog worden vastgesteld door financiële uitvoeringscommissies van de geallieerden en die hadden deze bui al zien hangen. Die stipuleerden onmiddellijk dat de betalingen zouden plaatsgrijpen in valuta buiten de rechtsmacht van de Duitse Rijksbank. Dat werd weer aan commissies ter nadere bepaling overgelaten waarin monetaire internationale experts zaten. Het Dawesplan uit 1924 (vernoemd naar het Dawescomité, onder voorzitterschap van de bankier Charles G. Dawes) was een eerste poging van de geallieerden om oorlogsherstelbetalingen af te dwingen van Duitsland (op dat moment de Weimarrepubliek) nadat het land in de Eerste Wereldoorlog militair was verslagen en tot vrede gedrongen met totale onmiddellijke demobilisaties van alle krijgsmachtonderdelen.

Toen na vijf jaar het plan niet naar verwachting werkte, werd het afgeblazen en in 1930 vervangen door het Young-plan. Het Dawesplan was een overeenkomst tot herstelbetalingen van Duitsland aan de geallieerde landen als genoegdoening voor de door de Duitsers aangerichte totale schade in de Eerste Wereldoorlog. Wat die schade nu precies omvatte was in 1924 nog steeds niet duidelijk. Want Frankrijk bleef erbij dat alle sociale uitkeringen, weduwepensioenen, medische vergoedingen en gedorven levensgeluk van alle gemutileerden óók, met renten, vergoed moesten worden. Maar verder ook alle werkloosheidsbijslagen ten behoeve van invaliden in de breedste zin van het woord. Dus ook diegenen die sociaal disfunctioneerden door psychische afwijkingen en stoornissen ten gevolge van het oorlogsgeweld.  Woodrow Wilson had plechtig verklaard dat dat er ook allemaal bij hoorde. De grootte van deze betalingen bleek te veel om door de tanende Duitse economie opgebracht te kunnen worden. In 1923 besloot Duitsland de herstelbetalingen stop te zetten omdat het een te grote belasting was voor de nationale economie. Als reactie hier op bezetten Franse en Belgische troepen het industriële Ruhrgebied binnen de landsgrenzen van Duitsland.

Deze bezetting van het centrum van de Duitse steenkolen- en staalindustrie dreef de Duitsers tot grote woede, als ‘passieve tegenaanval’ beloofde de Duitse regering stakers uit te betalen. Dit legde een zware last op de Duitse economie en zorgde voor een enorme geldontwaarding dat jaar. Onder druk van de Britten zag men daar dan maar van af. Toen kwam de Young-commissie met weer andere vergoedingsparameters en met de Poincaré Goudfrank als enig wettig betaalmiddel voor de Duitsers. Maar die hadden nauwelijks deviezen meer, dat was onmogelijk en ga zo maar door. De schuldeisers op de promesse bleven persisteren. Ze konden moeilijk anders. Maar ze verziekten nu totaal de consulaire betrekkingen die Duitsland, om te kunnen betalen, zo nodig had. Dat duurde voort tot 1936. Steeds weer nieuwe berekeningen, nieuwe veronderstellingen en nieuwe doelgroepen. Inmiddels had de kredietcrisis van Wallstreet in 1929 de hele zaak tot een schimmenspel gemaakt. Want de USA had ieder kortlopend krediet opgezegd aan Berlijn en daaruit waren nu juist de eerste herstelbetalingen geput. Duitsland heeft nooit afbetaald. En  wanneer nu de ultieme kredietcrisis weer losbarst over de USA wegens het waanzinnig overheidstekort dat de USA ongedekt sedert 1972 heeft opgebouwd, zal zich een vergelijkbaar financieel da  capo afspelen tussen de USA — waar Trump dan al lang niet meer de lakens uitdeelt — en dat malle sikkeneurig Europa waar het papier weer geduldig was. U weet het best.