Het wetsontwerp tot algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen voegde een volkomen nieuwe aansprakelijkheidsgrond toe aan het Algemeen Deel van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht van 1881. De noodzaak daartoe bestond al lang. De Hoge Raad eiste eigenlijk voor het “begin van uitvoering” dat een noodzakelijk bestanddeel is voor de strafbare poging ex artikel 45 van genoemd Deel dat de dader een gedraging heeft gesteld die naar algemeen toegankelijke ervaringsregels de aanmerkelijke kans doet ontstaan op voltooiing van het voornemen dat zich door die uitvoering objectiveerbaar heeft geopenbaard. Alleen dan heeft de gedraging de uiterlijke verschijningsvorm van een strafbare poging. Als de pui van een bankgebouw instort bij een voorgenomen ramkraak, bijvoorbeeld. Maar, zegt een normaal mens dan, dan is het toch eigenlijk al veel te laat! Als de politie op zulk een uitvoering moet wachten, levert dat toch een onaanvaardbare maatschappelijke gevaarzetting op. Maar de Raad bleef erbij. Het strafrecht kan alleen geactiveerd worden als gedragscorrigerend systeem als de intentie van de aansprakelijke in de vorm van een ontoelaatbare krenking van rechtsgoederen aan de dag is getreden.
Nederland werd in de jaren negentig het schouwtoneel van sextoerisme, waarbij buitenlandse pedofielen de straten en pleinen afschuimden op zoek naar kleuters, jochies en meisjes, de luiers nipt ontwassen, die zijn konden verlokken tot ontuchtigheden of het dulden daarvan. Deze pocket geeft daarvan sailliante voorbeelden, waaronder dat van het Zwitserse “monster van de jura” dat rondreed in een speciaal ingerichte bestelbus met op rails verrijdbare zijdeuren in de laadruimte, waar hij meteen ook maar een soort sextheatertje met filmstudio had ingericht met gummikleertjes, rubberen broekjes en maskers in lakleer voor wezentjes die nog fröbelden. Bij de bewaarscholen en dagverblijven van zijn gading stond dat monster gereed met snoep en verleidelijk speelgoed. Nederland had nu eenmaal een liberale naam, nadat op een breed front pedofiele gedecriminaliseerd was. Bij zijn arrestatie deelde het monster mee dat de straffen in Nederland laag waren terwijl hun humanitaire uitvoertraject wat hem betreft voorbeeldeloos was.
Nederland trok er internationaal de aandacht mee. En ook de Nederlandse deskundologen die meldden op de televisie dat pedofilie echt de jeugdigen geen parten speelde, niet bij het plegen ervan en evenmin veel later in de jaren van de adolescentie. De pakkans was gering, bij de politie had dat alles geen prioriteit.
Men had vanuit Zwitserland de Nederlandse strafvorderlijke autoriteiten ampel voor het monster gewaarschuwd. De man kon lang zijn gang gaan. Toch was de samenleving op dit punt aan het kantelen, steeds sneller en sneller. Het wetsvoorstel viel daarom bij de volksvertegenwoordiging in vruchtbare aarde. Veel hoefde de minister. E.M.H. Hirsch Ballin, in de Tweede Kamer niet meer te verdedigen, al zat de publieke tribune in de balzaal van Stadhouder Willem V – dat vergaderoord was helaas in haar nadagen – stampvol met crimininologen, gedragsdeskundigen anderszins en streetcornerwerkers met de geitenharen sokken van die dagen die waarschuwden met bebaarde gezichten en zorgenzwangere stemmen dat hier de grenzen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid zwaar overspannen werden.
Het volk achter de kiezers was van het tegendeel overtuigd. En de kamer kwam daar debatterenderwijs zelfs achter. Het staat allemaal in deze pocket.