Wilhelmina meende in intergeallieerd verband hoogstpersoonlijk de positie van Het Vaderland te bepalen, inclusief koloniën. Dat leek Gerbrandy geen goed idee. Dat soort dingen hoorde ze aan Van Kleffens over te laten. Ze mocht natuurlijk wel naar Amerika, als ze dat zo graag wilde, maar deze politiek uiterst gevoelige zaken waren kabinetsaangelegenheden. Ze kon zich best richten tot het Congres, maar alleen als ze dat deed op basis van de spreekpunten die het kabinet had goedgekeurd. Dat nam Wilhelmina hem uiterst kwalijk. Dat was een inbreuk op haar staatshoogheid. Dat nam ze niet. Ze legde het nog één keer uit aan de Walrussnor en gaf ook te kennen dat, als ze naar Nederland terug zou komen, de volksvertegenwoordiging voorlopig niet zou bijeenkomen, zo al óóit. Een volksvertegenwoordiging hoorde slechts advieslichaam zijn van de kroon. Geen mede-wetgever. En al helemaal geen lichaam, dat het aftreden van een minister zou kunnen teweegbrengen. De fout van de democratie was, dat het systeem vertrok van de vooronderstelling dat een meerderheid niet kon dwalen. Terwijl de geschiedenis juist bewees dat meerderheden altijd dwaalden. Alleen dynastieke soevereinen dwaalden nooit. Omdat ze regeerden bij de gratie gods. Dat had Nederland nu wel begrepen, door de weedom van de oorlog. Haar heldenvolk had immers genoeg van de democratie. Het wilde door de koningin alléén geregeerd worden. Niet door de partijbonzen die alleen maar uit waren op laag gewin. Het politiek bedrijf had het afgezworen. Het had nu eindelijk begrepen dat god zelf Nederland en Oranje had saamgevoegd. Dat was genoeg. De kroon, geadviseerd door een raad eerste klas deskundigen.
Ze dacht een bewind van verzetshelden aan te stellen dat een soort nationale adviesraad voor regeringsvraagstukken zou vormen in dienst van de Kroon. Dat kon het beste bij noodwetsbesluit geregeld worden, als ze terug kwam van haar bezoek aan Roosevelt. Ze dacht de helden te kunnen benoemen op voordracht van de Engelandvaarders en koene strijders tegen de Duitse terreur die haar in Londen bezocht hadden. Gerbrandy zou er wel van horen. Dan zou ze ook meteen de staatkundige positie regelen met die adviesraad hoe het met de koloniën gesteld was in koninkrijksverband. Dit ging te ver, dacht de benarde Fries. Gerbrandy protesteerde eerbiedig maar hardnekkig. Dit ging niet. In Nederland zou parlementair geregeerd worden via politieke verantwoordelijkheid aan een volksvertegenwoordiging, gekozen op basis van algemeen stemrecht. Vanaf dat moment had Gerbrandy het verkorven. Wilhelmina wilde hem niet meer zien. Maar zonder ministers terugkeren, dat wilde ze óók weer niet. Dat was een mazzel. Want als ze dat wél gedaan had, dan staat nog niet vast dat de bevolking daartegen in opstand gekomen was. Geluk was ook, dat Van Kleffens met deze majesteit eigenlijk ook niet meer door een deur kon.
Ze had hem flink beledigd toen hij toch noodgedwongen was meegegaan op haar reis naar de USA. Ze had hem niet nodig, wat dacht hij wel? Dat wist Van Kleffens ook niet, maar hij signaleerde met genoegen dat Roosevelt haar wel ontving maar niet te woord stond. Wilhelmina probeerde het wel, maar dan begon Franklin meteen moppen te tappen, anekdotes te verhalen, familiegeschiedenissen op te diepen en sportwedstrijden te analyseren, terwijl Franklin de ene cocktail na de andere mixte voor iedereen in de kring. Verder kwamen er dan familieleden van de Roosevelt bij zitten en die maakten er een recht gezellige bijeenkomst van rondom een flakkerend haardvuurtje. Ze praatten maar honderduit, vooral door elkaar héén, met van die ratelende Amerikaanse schelle stemmen en allemaal slang-uitdrukkingen. Van Kleffens zag dan Wilhelmina, die het toch al te gauw te warm kreeg, als een plumpudding in elkaar zakken, verpieteren en verslagen voor zich heen staren, op haar gezicht de uitdrukking “maar ik ben toch de koningin der Nederlanden!” terwijl haar kapsel er begon uit te zien als een verregende korenschoof op de wat kalende schedel. Van Kleffens had dan een royal good time, schrijft hij in zijn memoires. Hij kreeg het allemaal de andere dag op zijn falie van de majesteit, Wilhelmina moest het ergens laten, maar over de dekolonisatie, waar Roosevelt hartgrondig vóór was en Gerbrandy en Van Kleffens tegen, konden majesteit en Franklin geen ruzie meer krijgen. Uiteindelijk strompelde Wilhelmina dan maar gedesillusioneerd op haar zware beveterde wandelschoenen weg, naar de dienstauto die haar naar haar persoonlijke onderkomen bracht.