Pas nadat Karel de Grote aan zijn Europese Keizerrijk een continentale consistentie had weten te geven door militaire veroveringen, werd de sacramentele doop een staatkundig onderscheidend scharnierpunt voor de volkerenrechtelijke scheiding tussen perfecte rechtssubjecten – christelijk gedoopten – en de restgroep: heidenen. Die doop moest bevoegd zijn toegediend door een man die rechtsgeldig tot priester was gewijd door een bisschop met volledige wijdingsmacht.
Die bisschop moest op zijn beurt ambtelijk zijn erkend door die Keizer. Die droeg de uitgekozene voor aan de Heilige Stoel te Rome. Die keurde die voordracht al of niet goed. In het eerste geval kon de bisschop een cathedra innemen, waarbij hij wereldlijke macht uitoefende en wijdingsmacht. Dat werd bevestigd door een zalving met chrisma ter plaatse door een gevolmachtigde van de paus persoonlijk. De Apostolisch Delegaat. Die vroeg daar geld voor, hield provisie af en zond het restbedrag naar de Curie te Rome om daar verder besteed te worden aan de rechtsorganisatie die de Kerk inmiddels weer op haar beurt openlijk, als publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, was geworden.
Die wijding was een belastbaar feit. Ik kom daarop hieronder terug, bij de bespreking van supranationale fiscaliteiten. Er waren vele wijdingen die noodzakelijk waren voor een aanstelling of de aanvaarding van een ambt. De priesterschap was een ambtenarenapparaat geworden. De doop dus een ambtelijke bevestiging voor de erkenning dat de dopeling rechtsgeldig lid was van de gemeenschap en daardoor in zekere zin rechtsbevoegd was.
Omdat bijna niemand lezen of schrijven kon was het echt niet makkelijk om die bevestiging aan derden overtuigend aannemelijk te maken, maar dat kon door de uitreiking van scapuliermedailles, de eedsaflegging door doopgetuigen of de erkenning door derden dat hij aantekening had gezien in een canoniek register van die doop, het zo begeerde Videntur-certificaat (bewijs dat men de aantekening officieel zag), ingeschreven in de fiscale cohieren. Daarvoor was dus nodig dat je kon lezen en schrijven.
Meestal was dat laatste niet problematisch omdat de priesters van de lagere rangen dat meestal evenmin konden of nauwelijks. Dan kwam het dus vooral op de bewijslevering de auditu aan: van horen zeggen door geloofwaardige doopgetuigen via-via. Dit stelsel werd van hogerhand doorgedrukt met geweldpleging want de inning van de belastingen hing ervan af. Wie derhalve als ongedoopt gold was niet rechtsbevoegd en gold als verhandelbaar. Als arbeidskracht voornamelijk, maar soms ook wel als ambachtelijk expert of geleerde.
Het was deswege zaak andere criteria dan die doop voor de bevoegdheidsuitoefening ongeldig te verklaren en aldus komt de besnijdenis in de eerste middeleeuwen, aanvangend met de negende, steeds verder in discrediet. Ze heeft voor de bevolkingsgroep die gaandeweg als Christenheid wordt aangeduid alleen nog maar negatieve, pejoratieve betekenis. Joden kunnen er dus beter niet mee aankomen, maar ook de krijgsgevangenen via de Balkan die eindeloos aangeleverd worden, omdat men in het Oosten steeds maar volksverhuizingen blijft houden, kunnen er beter niet mee aankomen. Want ze raken van de regen in de drup.
Bij het Partageverdrag van Meerssen in 876, waarin het Keizerrijk in drie delen wordt opgesplitst is dat het systeem voor de Westerse Wereld voorlopig. Het wordt uiteraard verfijnd, beter op schrift gebracht, ondergebracht in canonieke wetsbesluiten en vooral verder tenuitvoergelegd via de belastingaanslagen over de fiscaliteiten waarvan de Kerk er steeds meer gaat bedenken. De Joodse besnijdenis bewijst alleen nog maar satanische verminking, waar je maar beter niet mee kunt aankomen.
Dat wordt het West-Europese Systeem van het internationale recht. Het vindt de consummatie in het Uitvoeringsverdrag van Tordesillas van 1494 waarin Paus Alexander VI roemrijk regerend de wereld verder concessioneert aan de monarchen van Portugal en Castilië mits ze die jurisdictietoewijzingen maar bezigen ter voortplanting van het Alleenzaligmakende Geloof. Het Rooms Katholicisme met alle geopolitieke aspecten van dien.