Voortgezette hyperinflatie door oorlogsbonds I.

Op 8 december 1911 besloot de Duitse Keizerlijke Rijksregering dat het tot een oorlog moest komen met Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland, staten waardoor het zich militair omsingeld meende. Willem II belegde een beruchte Kroonraad te zijnen paleize. Hij nodigde de burgerlijke regeringsleden niet uit. Hij voorzag zich van de expertise van de rijksministers die een defensietaak hadden, militairen. De grondslag was voor de komende oorlog gelegen in het strikt volgen van de uitgangspunten van Von Schlieffenplan dat voorzag in een inval in neutraal België met een miljoenenleger.

Tegelijkertijd werd dan de Keizerlijke Kriegsmarine gemobiliseerd teneinde de Homefleet  van de Britten te binden aan haar thuisbasis. De Rijkskanselier en de Rijksminister van Financiën waren niet uitgenodigd. Hun bezwaar was dat Duitsland een dergelijke oorlog alleen maar kon betalen als het een volledige overwinning op alle partijen zou behalen. Kon het dat niet, dan zou het financieel lek slaan. Het gaat stomweg de reserves niet. Ook niet bij een gedeeltelijke overwinning. Het moest de totale kosten integraal kunnen verhalen met rentes op de overwonnenen. Dat had het ook gedaan in de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871.

De kanselier Van Bethmann-Hollweg had meermalen voorgerekend dat Rusland wegens zijn grootte en populatie niet effectief te bezetten was en dat reeds daarom de Keizer uitging van onwezenlijke vooronderstellingen. De kanselier zei ook dat hij niet bereid was de fondsen aan te vragen voor zo’n oorlog. Dat wilde Wilhelm niet horen. Hij nodigde dus niemand uit die hem deze onloochenbare feiten nog eens zou voorrekenen. Hij deelde de militairen mee dat hij de oorlog op afbetaling zou gaan voeren. Hij zou de financiering ervan werkenderweg afwentelen op het Duitse volk, maar vooral op de te bezetten bevolkingen.

Daarvoor was het nodig dat Duitsland de Rijksmark loskoppelde van de gouden standaard, destijds het universele ijkmiddel voor een kredietratio van een staat. Hij kreeg nu een plan voor uitgifte van staatsobligaties voorgelegd, waarin ook geleend kon worden op basis van nog te verrichten annexaties van vijandelijk grondgebied. Voorts kon dan later nog na de capitulaties van de vijanden een herstelbetalingsprogramma worden ontwikkeld. Allemaal, achteraf, luchtfietserij, maar tevoren was dat niet zo heel helder.

De Duitse middenklassen werden nu na het eerste schot onder druk gezet in te tekenen op staatsobligaties. Lees daarvoor: EURObonds, zodat u begrijpt waar ik heen wil. Met deze analogie althans. Duitsland verloor, eigenlijk onverwacht, de oorlog. Met een onder de schuldenlasten kermende bevolking. Die ervoer dat de obligaties eigenlijk geen buitenlandse dekking hadden. De nieuwe regering moest dus omzien naar andere dekkingen. Verhoging van de reeds sterk verhoogde accijnzen op het primaire volksvoedsel was natuurlijk voor de hand liggend.

Daardoor startte inflatie. Van de Rijksmark. Daar boven op kwam dat Duitsland, als verliezer, op zijn beurt gigantische schadeloosstellingen moest betalen aan de westelijke geallieerden. De voornaamste fout was in 1914 geweest: bijna pathologische onderschatting van het weerbaarheidsvermogen van Rusland en de onmogelijkheid van effectieve bezettingen van zelf maar delen ervan. Dat ging niet wegens de guerrilla’s die dan in die bezette territoria plaatsvonden en die het Duitse leger bleven binden, niettegenstaande de Vrede van Brest Litowsk van 8 maart 1918.