Bakelieten telefoon

In de kas van  het erkerraam stond op de vensterbank een grote bakelieten telefoon met hoge brug en  kromme hoorn, met ver uitstekend spreekapparaat. Het was een uitstekend toestel. Het had een aparte centrale in de gang met een grote rinkelbel er bovenop. Daarnaast stond een apart meeluister-apparaat. Dat had precies dezelfde uitvoering, maar met een tweede luisterschijf en het had geen draairad  ter nummerkiezing. Ik heb thuis op mijn studeerkamer precies dezelfde combinatie staan. Want ik vond het een pracht-stuk dat de bijzondere gewichtigheid van de verrichtingen aan het bureau waarop die uitluisterafdeling prijkte aantoonde. Mijn moeder was een gereserveerde, hoekige en stroeve persoonlijkheid. Dat zal uit het voorgaande wel duidelijk zijn. Het kan best zijn dat ze bij de Rotterdamsche Hockeyclub op Roomsch-Katholieke Grondslag  “De Pioniers” enige levensvreugde heeft uitgestraald. Ik kan mij dat moeilijk voorstellen.

 

Ik heb haar niet anders gekend dan een moeizaam voortmodderende vrouw, die voortdurend gespannen was en op gezette tijden hysterische neigingen vertoonde. Het was iemand die alles, maar dan ook alles onder controle wilde hebben en houden. En daar vrijwel nooit in slaagde. Ze bedoelde het echt allemaal goed. Maar wat ze bedoelde, dat was zo vreemd. Ik heb haar nooit kunnen begrijpen. Ze klaagde, toen ik de jaren des onderscheids kreeg, veel over haar Frans, die ze nooit had moeten huwen. Dat snapte ik wel – ik zou er óók nooit mee getrouwd zijn – maar gedane zaken namen nu eenmaal geen keer. Ik was er niet bij geweest, bedoel ik maar, toen ze bij “De Pioniers” was gevallen voor de zijdelingse glimlach van deze Frans. Ware dat wel zo geweest, dan had ik haar gewaarschuwd. Maar daar had ze dan stellig niet naar geluisterd, want ik ervoer dagelijks dat mijn mening niet alleen niet op prijs gesteld werd maar zelfs contraproductief werkte.

Gaf ik een afgerond oordeel, dan was verzekerd dat moeder het tegendeel daarvan tot een begin van uitvoering ging brengen. Want ik had, zo deelde zij mij stellig mede, nergens verstand van. Ik berustte dus. Ook al zag ik de ellende duidelijk aankomen die de uiteenlopende hobbies en liefhebberijen van mijn verwekker op middellange termijn moesten hebben. Ik giste dat mijn moeder ze zou moeten verbieden of tegenwerken, zoals de constructie van dat belachelijk grote aquarium in de voorkamer, waardoor bijna niemand nog ordentelijk zitten kon geschaard rondom het iele salontafeltje. Toen de eerste glazen bakwanden het perceel werden binnengetorst had ze toch een poging kunnen wagen. Maar ik hoorde daar niets over. Pas toen de borrelende aquariummassa spontane mutaties begon te vertonen aan het gedierte dat erin rond peddelde, maakte ze problemen, maar die waren zelfs door Artis niet meer op te lossen.

Ik liet die zaak dus op haar beloop, evenals de bij de aankoop van honderden postduiven, reptielen, de verwerving van diverse geleedpotigen en de aanschaf van een soort Australische springmuis, die ingeklemd tussen tropische vruchten van Van Hoeckels Pakhuis voor tropische in- en export van vruchten kosteloos en ongevraagd aan de Zeelsterstraat besteld werden. De buurt vond het eng. Dat was het ook. Maar omdat die telefoon uitnodigend geplaceerd scheen kreeg moeder toch aanloop terwijl vader op inspectie scheen. Want een telefoonaansluiting had eind-vijftiger jaren bijna niemand privé. Op ons rijtje met de erkers woonde de familie-Korteweg. De man was een chemisch analist op het natuurkundig laboratorium van de lampenfirma die ik steeds vermijd te noemen. Hij had een witte jas. Hij was dus een notabel en gold als gestudeerd.

Maar telefoon had hij niet. Mevrouw Korteweg belde dus aan bij ons. Zij had veel bezoeken af te leggen, gekleed als een freule met vaal en bontgarnituur op de kraag. Ze bestelde aldus per telefoon met grote vanzelfsprekendheid  een taxi. Want, zo zeide zij nadrukkelijk, terwijl ze haar reticule met een harde knip sloot, ze kon uiteraard niet zich doen transporteren via de Brabantsche locaal- en buurt-autodiensten. Ze keek mijn moeder veelbetekenend aan. En maakte een kortstuikige wegwerpbeweging nonchalant vanuit de rechterpols met de geschoeide hand. Het wuifgebaar dat ook koningin Wilhelmina frequenteerde op het polygoonjournaal. Ik kreeg een tikje op mijn kruin, voordat freule zich ontmaakte zonder naar kosten te informeren. Mijn moeder knikte verbluft. Ze werd de ongewilde beheerster van een publieke telefooncel. Want de hele buurt kwam nu bellen in die erker. Dat gaf status, was gebleken. En verder behoedde het moeder voor de totale sociale isolatie waar ze op afstevende.