Beel

Lowie Beel gold in het katholieke volksdeel als verzetsstrijder. Hij had zijn post opgegeven in de gemeentelijke administratie van Eindhoven als Hoofd van de Sociale Dienst, omdat daar een lid van de Nationaalsocialistische Beweging in de Nederlanden, Huib Pulles, ineens burgemeester was geworden. Lowie had bedacht dat hij niet handig genoeg was om zo te manoeuvreren dat hij zonder veel schade het bewind-Pulles zou kunnen doorstaan, reeds omdat vooraanstaande ambtenaren rondom Beel lid waren van deze Beweging of vergelijkbare staatkundige groeperingen en graag Beel pootje wilden lichten.

Lowie was eigenlijk van plan af te wachten wat Pulles zou gaan doen, maar hij had in zijn aanvraag om herziening van zijn aanstelling gerept van “ter beschikkingstelling” van zijn post, hetgeen Pulles had uitgelegd als een ontslagaanvrage, of liever, een aanzegging daarvan. Dat had Pulles, een kundig veearts die al herhaalde malen had gesolliciteerd naar de betrekking van het gloednieuwe gemeentelijk slachthuis aan de Insulindelaan met de modernste koelinrichtingen, ernstig aanstoot gegeven.

Pulles lag flink overhoop met bijna alle Eindhovense katholieken die hij achterbaks, geborneerd en gewetenloos achtte. Ook al omdat Pulles een buitenlandse doctorstitel had inzake de veterinaire kunde, een hoedanigheid waaraan geen van de concurrerende sollicitanten op het gemeentehuis kon tippen. Pulles stond internationaal hoog aangeschreven, maar waar is het dat hij naar de hoeren ging in Antwerpen.

En dat mocht niet van de Moederkerk, waar Beel hartgrondig lid was. Hij had met recht de pest aan Beel. En schopte hem eruit. Wilhelmina te Londen zag hem, Beel, dus als groot en heroïek verzetsheld. Zo werd Beel ineens minister van Binnenlandse Zaken. Hij keek er zelf van op. Tegen zulk een persoon kon Romme het voorlopig niet opnemen, als hij gezond wilde blijven. Maar tegen Drees wel. Om die flink op te zetten tegen Van Schaik. Die dan benard zou terugvallen op Romme. Een beproefde tactiek.