Contemptmisdrijven

Het hele Angelsaksische rechtsmassief kent een serie contempt-misdrijven, óók buiten het eigenlijke constitutionele recht. Zo is daar het begrip “contempt of court”, waar ik in de praktijk vaak mee te maken heb gehad. Het is een misdrijfcategorie met een vreeswekkend vage actieradius, waarvan de vaststelling per casus en per bindend precedent een andere reikwijdte en bewijsminima kent, vaak geheel overgelaten aan de fantasie van de rechter die de strafbaarheid van een procesopstelling van een gedaagde, verdachte, beklaagde of aangeklaagde moet vaststellen. Nederland ként deze strafbaarheden nu ook in zijn nationale rechtssfeer. Het moest dat accepteren toen het zich kandidaat stelde als zetelplaats voor zowat alle straftribunalen ter wereld in 1995.

Zulks op instigatie en later zelfs pressie van de toenmalige secretaris-generaal Boutros Boutros Ghali, die dat een mooi ijkpunt vond ter viering van het vijftigjarig bestaan van deze supranationale veiligheidsorganisatie. Het kostte hem niks, ook niet functioneel als beheerder van deze interstatelijke moloch. Het kon slechts Nederland in onbepaalde financiële verplichtingen bij voorraad storten. Want het gastland zou alle onkosten van deze zeteling mét de daaraan verbonden internationale rechtshulp moeten voorschieten, terwijl het de Openbare Aanklager zou zijn die zou bepalen wat voor verplichtingen in blanco zulks zou impliceren. Daar was geen enkele rem op.

Dat dat inmiddels nog niet totaal uit de hand is gelopen, ten nadele van de nationale strafrechtsketen en de beheersing daarvan bestuursrechtelijk is slechts te danken aan het feit dat deze tribunalen opmerkelijk weinig presteerden. Deze tribunalen, mijn Blogs hierboven gingen daar al uitvoerig op in, waren procesrechtelijk allemaal volkomen Angelsaksisch opgetuigd. De statuten van deze tribunalen kenden dus “contempt-delicten” gericht tegen de integriteit van de voortgang van de justitie bij deze hoven. Omdat de rechtszittingen zich vrijwel steeds in Nederland plachten af te spelen kreeg Nederland dus ook te maken met de strafbaarheden die uit deze contempt-categorieën konden voortvloeien, soms zelfs als strafbare feitencomplexen met meerdere daders en deelnemers.

En toen bleek wel hoe willekeurig en naar believen rechters in die tribunalen ermee omsprongen. In het Taylor-tribunaal, gericht tegen de voormalige regeringsleider van Sierra Leone die zich onder meer mede schuldig had gemaakt aan genocide, kannibalisme en terreurdaden tegen de eigen bevolking bleek hoever de strafbaarheden die uit het contempt-begrip kunnen voortvloeien kunnen gaan. Want de appelrechter uit dat tribunaal die het mishaagde dat een advocaat niet langer rechtskundige bijstand wilde verlenen aan Taylor, omdat hij door Taylor was ontslagen, ervoer dat de rechter deze opstelling boekte als een vorm van contempt of court. De rechter hád die advocaat immers aangewezen als raadsman voor Taylor en dus moest hij maar als zodanig blijven functioneren. Ook als Taylor deed blijken dat hij van deze raadsman in het geheel niet gediend wilde wezen.

De raadsman is zelfs tijdelijk in bewaring genomen, met assistentie van Nederland, zulks, terwijl wat die advocaat deed geheel in lijn was met de ereregelen van de Nederlandse Orde van Advocaten. Zo is het ook met het Angelsaksische parlementaire concept-begrip dat veel en veel te vaag is en daarom schrikbarend gepolitiseerd kan worden. Procedures tegen Trump-aanhangers die weigerden op ieder verzoek dat het Congress ten laste van deze ex-president deed onvoorwaardelijk in te gaan, zogeheten ter waarheidsvinding, moeten ons toch achter de oren doen krabben. En overigens was dat bij de verwijzing van Boris Johnson terzake van contempt of parliament naar de Law Lords in het Hogerhuis niet veel anders. Die kant moeten we beslist niet op. Een proces op basis van zo’n inbeschuldigingstelling is niet te rijmen met de Nederlandse beginselen van een goede procesorde.

Al blijf ik nu bepleiten dat bepaalde ministers uit de vier Rutte-kabinetten door de Tweede Kamer ingedaagd moeten op basis van de strafbaarheid die artikel 355 van het Wetboek van Strafrecht overduidelijk vooronderstelt, individueel en op basis van hun persoonlijke verwijtbaarheid. Het Apocalyptisch  Zevende Zegel moet verbroken worden als de rechter in dat Hof van Staat eindelijk is gezeten. De Tweede Kamer kan het niet en zal het zelf niet willen doen. Daarom moet de zitting gehouden worden buiten de Randstad. Den Bosch heeft nog een mooie en imponerende strafkamer vrij aan de Spinhuiswal.