De strafrechter adressaat

Het eindoordeel over de geldigheid van de exemptie, de herroeping ervan, de effecten daarvan, kwam in ieder geval aan de strafrechter toe. Tot hem richtte het geduchte artikel 8 van het Algemeen Deel van het Wetboek van Strafrecht zich in zonderheid. Aldus die commissie, wier notulen in handschrift zijn uitgegeven door de vakgroep strafrechtwetenschappen en criminologie van de Katholieke Hogeschool Tilburg in 1976. Met register, bijlagen van vraagpunten en twee lezingen van het ontwerp. Een ware Sisyphus-arbeid. Daar, in dat commissoriaal verband, kwam deze kwestie van de canonieke exempties met hun gevolgen voor de nationale heerschappij van de strafwet uiteraard aan de orde. Al had de regering er alles aan gedaan om deze kwestie onaangeroerd te laten, want de geheimnissen van Gerra en vergelijkbare lagen nog kakelvers in de herinnering. !870, moet u rekenen.  Met Huize Gerra doel ik op de woonstede van de aartsbisschop Zwijsen, Huize Gerra onder Haaren, dat in sommiger ogen exterritorialiteit genoot.  Dat was destijds belangrijk. U leest het in de serie waaraan ik refereerde onder de BHC-link. De Staatscommissie besloot dat het volkerenrechtelijk gewoonterecht te dezen leidraad moest zijn.

Dat hield dan mede in dat de te gunnen exempties – uitzonderingen op de territoriaal gedefinieerde heerschappij van de strafwet – niet noodzakelijkerwijze in een verdragsvorm gegarandeerd behoefden te zijn en voorts ook niet noodzakelijkerwijze vervat behoorden te worden in uitvoeringsregelingen. Dat was dus bij uitstek toepasselijk op de voorzieningen ingevolge het concordaat van 1827. `Het strikte legaliteitsbeginsel is hier, stelt de Staatscommissie vast, niet toepasselijk tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is overeengekomen bij uitwisselingen van brieven van verstandhouding, de memoranda of understanding. Aldus het uitgangspunt van de Commissie in Bijlage VII Vraagpunt XII, sub a. en 3e gedachtenpunt. Grenzen van het gebied der Nederlandsche Strafwet (Raümliche Anwendbarkeit).

In dit opzicht wil de Commissie aansluiten bij het systeem van het Strafwetboek der Noordduitsche Bond dat recentelijk ingevoerd is bij de Oosterburen. Dat wil die Bond vooral met het oog op Beieren dat rechtstreekse diplomatieke betrekkingen onderhoudt met Het Vaticaan. Beieren heeft dus onbepaalde exempties die Pruisen zeker niet erkennen wil. Want Beieren aanvaardt bij vele onderwerpen die in Pruisen staatstaak zijn de supervisie en inmenging van de Heilige Stoel. Deze bevoegdheden kunnen wettelijk worden vastgelegd maar ook concordatair. De Commissie werkt dat uitvoerig uit. Zie de notulen zelf, Deel I, p. 102, Deel II pp. 6, 7, 8, 9, 140 en Bijlage 48, 58, 72 en 73c, notulen III, pp. 20, 21, 329, 348 bijlage 103a sub art. 3, Bijlage 114, steeds der geciteerde Tilburgse editie waarin voorbeelden worden gegeven.

We lezen dan ook in het 8e artikel van het Algemeen Deel van het Strafwetboek in de redactie van 1881: “De toepasselijkheid der artikelen 2-7 wordt beperkt door de uitzonderingen in het volkenrecht erkend. De toelichting luidt: “In eene volledige regeling van de heerschappij der Nederlandsche strafwet mag eene wettelijke erkenning van het volkenregtelijk beginsel van exterritorialiteit niet ontbreken. Gewoonte geeft geen regt dan alleen wanneer de wet daarop verwijst. Deze regel geldt ook voor volkenregtelijke gewoonten, hoe oud en algemeen erkend dan ook. Beperking van de algemeene voorschriften over het plaatselijk gebied der Nederlandsche strafwet en de personen aan hare heerschappij onderworpen door de uitzonderingen in het volkenregt erkend, kan den regter alleen vrijstaan uit kracht van eene uitdrukkelijke wetsbepaling.” Daaraan voegt T.J. Noyon, in zijn eerste deel van zijn gezaghebbend commentaar op het Wetboek van Strafrecht van 1881, toe: “Men meende zich tot eene algemeene verwijzing naar het volkenrecht te moeten bepalen, omdat specificatie den rechter ook in verband met de eigenaardige ontwikkeling van het volkenrecht te veel zou binden.” (Ter aangehaalder plaatse, p. 67). Dit is nog steeds het stelsel van ons Nederlandse strafrecht. Het bleef niet zonder kritiek. Want hier werd het nationale recht in blanco opengebroken ten behoeve van Rome.

Het lijkt een goede regeling waarbij eigenlijk niemand aansprakelijk is voor een verkeerde toepassing van wat artikel 8 de rechter gebiedt: een rechtstreekse toepassing van het volkenrecht. In de nationale rechtssfeer, leidend, eventueel, tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie als de exemptie inderdaad geldt. Nu is stomweg het volkenrecht daarover niet eenduidig. Dat komt omdat er verschillende rechtsmassieven bestaan, mondiaal bekeken. Die niet tot elkaar herleidbaar zijn. Gaat het om de klassieke exempties verbonden aan de reeds lang bekende rangen van de Ambassadeur, de Gezant, de Bijzondere Zaaksgelastigde, de Attaché, dan zijn er doorgaans geen problemen. gaat het echt om een functiegebonden onschendbaarheid binnen de bediening, dan geldt een immuniteit die ook de politie meteen kan herkennen. Dat is dan de Diplomatieke onschendbaarheid of diplomatieke immuniteit.  En die komt neer op een bij internationaal recht geregelde bescherming tegen rechtsvervolging voor diplomaten, maar ook buitenlandse staatshoofden, regeringsleiders, of ministers van Buitenlandse Zaken, tijdens de periode waarin zij die functie uitoefenen, en bij uitbreiding bepaalde ambtenaren van internationale organisaties. Deze bescherming heeft te maken met de bijzondere aard van hun functie; de belangrijkste bedoeling is om functionarissen ervan te verzekeren dat zij taken zonder belemmeringen kunnen uitvoeren. Steeds geldt dat deze exempties herroepbaar zijn door de zendstaat. Maar hoe dat moet, daarvoor bestaan verschillende protocollen, bijlagen bij verdragsregelingen die hoogst wollig en abstract van redactie zijn. Boeiend is verder, dat de herroeping altijd terugwerkende kracht heeft. Iets wat in het Strafrecht uitzonderlijk is. En met de gevolgen waarvan geen politie-ambtenaar geacht kan worden op de hoogte te zijn. Die wou ik even kwijt.

In de verdragen van Wenen over deze immuniteiten is onschendbaarheid van nature functiegerelateerd. Diplomaten zijn vertegenwoordigers van een land of regering. Daarbij is inbegrepen dat zij onafhankelijk zijn ten opzichte van de autoriteiten van de gaststaat. Deze regeling geldt binnen zekere grenzen voor inwonende familieleden van diplomaten, en het personeel van buitenlandse nationaliteit van de ambassade of het consulaat. Hiermee kunnen autoriteiten geen kans krijgen om diplomaten en hun gezinsleden onder druk te zetten. Enkel de zendstaat kan de erkende diplomatieke onschendbaarheid van een onderdaan opheffen. Behalve dat de gaststaat zich van bepaalde activiteiten moet onthouden, heeft deze bovendien de plicht om degene die diplomatieke onschendbaarheid geniet en diens gezinsleden te beschermen tegen bijvoorbeeld huisvredebreuk, schade of ordeverstoring. Dat staat dan ook in de instructies die de Haagse politie krijgt. Maar het gaat natuurlijk om de schemergevallen, letterlijk, van de luitenant-kolonel van een NAVO-partij die lallend in een bubbelbad zit bij een prettige dame die met handen vol schuim betrokken krijgskundige heeft afgetrokken, waarna blijkt dat deze militair bezwaren heeft tegen de betaling van juist deze en dergelijke verrichtingen terwijl hem een vol nummer zonder condoom was gegarandeerd. Daarover zegt het dwingend volkenrecht soms betreurenswaardig weinig.

Evenals het misbruik van de onschendbaarheid van de diplomatieke oost voor pornozendingen die verder niet aan het remboursprincipe kunnen worden onderworpen. Of betreffende de casus waarin een hooggeplaatste ambassaderaad een catacylisme van toevallen van razernij krijgt omdat het feest van Sinterklaas in de Heerenstraat nu juist niet de Zwarte Piet bleek te omvatten die de diplomaat meende te mogen verwachten, ook al wegens taalproblemen. Ik kom daar nog uitvoerig op terug. Er zijn geen handige plastic kaarten beschikbaar waarop dan puntig staat wat de ordehandhaver dan moet doen en welk telefoonnummer dan gebeld kan worden voor deskundige begeleiding. Afgestemd op de casus, zou minister Sigrid Kaag zeggen, die destijds veel van Nederlandse Buitenlandse Zaken wist. Ook uit levensfeitelijk perspectief. Toen  Frank van Drimmelen, D66-corfee seksueel nogal mistastte bij een vrouwelijke high potential die het in de politiek ver wilde schoppen.https://gerardstrijards.nl/bedremmeld-door-van-drimmelen/ Herleid zulk een bubbelbadscène tot een casus, en niemand weet wat dan nog ter rechtshandhaving open staat.