Defectuus translatio imperii IX

De gemijterden, laat dat duidelijk wezen, bewezen openlijk volle lippendienst aan de nieuwere bestuursbeginselen die de kerkelijke rechtsorganisatie nu uniform zou gaan toepassen en de thans volledig gecodificeerde geloofsleer, de liturgische voorschriften en de gedefinieerde limitatieve lijst van zeven sacramenten. Ze zouden voortaan op hun posten blijven, geen ambten cumuleren en geen privileges verpachten dan alleen met ontheffing van de Paus.

De kerk zou nu erkennen, dat er staten waren die andere staatsgodsdiensten beleden met de vorsten daarvan aan het hoofd. Dat zou ze als feit moeten aanvaarden. Dat hield in, mede, dat ze afstand nam van het oorspronkelijke idee dat de Kerk als geloofsorganisatie zich nimmer kon neerleggen bij het feit dat in andere staten zonder katholiek staatsopperhoofd, andere religies en godsdiensten werden beleden.

Dat hield in dat de Kerk zou aanvaarden dat die hoofden die godsdiensten konden definiëren en opleggen binnen hun territoriale rechtsgebied: het principe cuius regio eius religio. Een principe dat, wat die Kerk als geloofsorganisatie betrof, alleen gold voor christelijke geloofsvarianten. Niet voor de Islam, het Hindoeïsme, het Confucianisme, het Shintoïsme, het Melanistisch animisme en andere heidense inculturaties. Daar zou de kerk nog steeds onbeperkt mogen missioneren eventueel met behulp van militaire machten van katholieke vorsten.

Ze liet de pretentie varen van haar universele theocratie als door Christus ingestelde macht, maar gaf erbij aan, dat ze daarop uit opportunistische gronden kon terugkomen als de geopolitieke verhoudingen zouden veranderen. En verder dat vorsten legitiem konden regeren zonder bevestiging vanwege de Paus. Dat alles was Karel V Habsburg niet naar de zin.

Want hij had juist Pausschap en Keizerschap willen verenigen onder de tiara van het opperhoofd van die universele kerk. Dat was de Heilige Stoel niet welgevallig geweest, want dan was deze organisatie duchtig door Karel gereorganiseerd, waarbij vele gemijterden zonder wachtgeld waren ontslagen. Karel had ook best veel concessies willen doen op het gebied van de sacramentenleer.

Hij had de transsubstantie door de consecratie wel willen inleveren, als de protestanten dan maar wel de Habsburgse centralisaties hadden aanvaard, wederom als feit. De tijd was er niet rijp voor. Maar wel was het Europese staatsgezag nu buiten Petrus om herordend. Een tweede translatio imperii, van immens belang van Europa, dat de aardbol aan het cartograferen en verkennen was, met de bijpassende onderwerping van volkeren die heidens waren.

Het volkerenrecht gold immers alleen voor christelijke naties. Die personele beperking van Petrus – deze visser had het christendom alleen bestemd voor Joden – bleef overeind, niettegenstaande de abolitie van Petrus’ Primaat als vooronderstelling voor het volkerenrecht. Aldus deze tweede translatio, die, bij gebrek aan doorzettingsmacht, toch imperfect bleef, maar nu extraterritoriale werking kreeg. Buiten Europa. Waar een ongebreideld geweldsmonopolie werd gevestigd voor christelijke naties. Ter kolonisatie.