Defectuus translatio imperii V

Gaat en onderwijst alle volkeren, had Christus gezegd, en naar die roep hadden de Pausen de Ierse monniken gelast zich te Canterbury te verzamelen om de oversteek over de barre Noordzee met zijn kortstuikige golfslag te wagen. En zulks met opdracht: kerstening van het Europese continent. Die kerstening zou in de moerasdelta van de rivieren De Schelde, De Maas en de Rijn geconsolideerd moeten worden, als uit een uitvalsbasis oostwaarts en zuidwaarts nu het Vijfde rijk tegen de verwachting teloor was gegaan.

Daarbij was zaak zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Romeinse infrastructuur die nog was achtergebleven. De wegen, daar door deze soldatenafdelingen gestraat, zouden onvermijdelijk naar Rome leiden, naar de Paus, die aldus uit zijn barre isolement midden tussen de burgeroorlogen verlost zou kunnen worden door deze Orden. Deze waren daarom ook militant georganiseerd, met regimenten en met voorhoedes.

Was Rome bereikt, dan was de translatio imperii, zoals beoogd op basis van het steeds meer uitgebreide Tolerantie-edict van 313 voltooid. Daarbij speelden vernuftige vervalsingen een rol. Waaronder de veelgeroemde Donatio Constantini, waarbij keizer Constantijn zomaar enorme landerijen aan de Paus had geschonken. Omdat de keizer ineens had ingezien dat de Paus de plaatsvervanger van Christus was.  En dat hij, om dat goed te doen, toch doorzettingsmacht moest hebben.

Ondertussen moesten deze Orden op en langs deze wegen en paden zoveel mogelijk versterkte kloosters stichten. Vandaaruit zouden zij aan landwinningen moeten doen. Ten behoeve van de kerk, die om de opdracht van Christus te verwezenlijken over blijvende financiën zou moeten beschikken. De Orden zouden dat moeten trachten te bereiken in overeenstemming met de nog gezeten vorsten in de te kerstenen gebieden.

Deze vorsten zouden de monniken herkennen als de opvolgers van de Romeinse administratoren, vooral gelet op de hier voren beschreven ceremoniële kledij. Dat zou hen al gezag geven, naast hun volkslatijn, Latina Vulgata, dat ze nog wel zouden kunnen bezigen op basis van wat in de volksherinneringen was overgebleven van de talen die de kleine, dappere, taaie en gedisciplineerde soldaten van destijds onderling hadden gebruikt bij hun operaties en hun kunstwerken, de straten, de watergangen, de kanalisaties en de kondschapsdiensten de ze hadden opgezet.

De Benedictijnen gingen voorop en landden aan in de Westhoek van Vlaanderen. Die bedijkten ze en zetten ze droog via ingenieuze molengangen en sluiswerken, uitmonden op boezemgangen. Daarna polderden ze de drooggevallen gronden. Die gaven ze in pachten uit op basis van het systeem dat de pachters een tiende van hun jaarlijkse oogst in natura zouden afdragen aan deze monniken.

Deze gaven provisie daarover aan de Graaf van Vlaanderen en aan de bisschoppen van Trier, Keulen en Aken, die op hun beurt daarvan afdrachten opzonden aan de Paus. Zo werd katholieke geopolitiek bedreven, in afwachting dat de Paus uiteindelijk de translatio imperii zou kunnen voortzetten binnen het koloniaal gebied dat de Romeinen ooit hadden bezeten. Zie: https://gerardstrijards.nl/wp-content/uploads/2023/09/nova-KathGeopolitiek-5.pdf  Didactische Syllabus 21, Katholieke Geopolitiek in de Lage Landen, II, hoofdstuk II, De Romeinse noordelijke limes.