Defectuus translatio imperii VII

Tijdens de middeleeuwen groeide de Kerk langzamerhand naar de legitimatie van het primaat van Petrus toe, in dier voege, dat algemeen erkend werd dat de Paus uiteindelijk de universele jurisdictie bezat over de hele wereldbol, ook wereldlijk gezien. Hij kon zelfs die bol finaal verdelen en toewijzen aan de koningen, keizers en vorsten ter beheer. Het verdrag van Tordesillas uit 1494 is er het overtuigend symptoom van.

Alexander VI wijst dan twee resterende aardhelften van de globe toe aan de koningen van Portugal en Spanje ter exploratie, mits ze maar tevens het enig ware geloof daar voortplanten. Naar het westen krijgt Spanje de concessie, naar het oosten Portugal, gemeten vanaf een meridiaan westelijk van de Kaap-Verdische eilanden. Het Europese Continent blijft erbuiten, buiten deze jurisdictieregeling. En verder ook het gebied dat al gekoloniseerd is door een christelijk Europees land.

De andere heersers hebben het nakijken. De delineaties van de concessies leveren nog wel wat moeilijkheden op, zeker, omdat de gebieden die de aarde telt niet behoorlijk gecartografeerd blijken en voorts omdat de aardbol groter blijkt dan in 1494 werd aangenomen. Er wordt dus nog wat geschoven met meridianen en met de equator. En de concessies worden dienovereenkomstig opnieuw gedelinieerd. Maar het principe wordt aanvaard.

Niettemin: de universele rechtsmacht van Petrus gaat bijna terstond daarop teniet ten gevolge van de religieuze reformatie vanaf 1517. Die deed zich sedert 1400 eigenlijk al onheilspellend gevoelen. Waarom won deze reformatorische beweging? Omdat de kerkelijke elite volkomen losgezongen was van de werkvloer, net als de Romeinse in 313. Ze was alleen nog maar uit op zelfhandhaving, cumulatie van functies, ambten, aanstellingen, provisies en beloningen en had vrijwel niets meer van doen met de doelstelling van de Kerk, gericht op het vestigen van een civitas maxima, een rechtvaardige maatschappij hier op aarde, ter voorafspiegeling van de civitas Deï, de staat Gods, de eindtoestand na het Laatste Oordeel.

De elite was zelfgenoegzaam, incompetent en verward in wederkerigheidsrelaties, waarbij men alleen nog maar elkaar begunstigde als daar gelijke begunstiging tegenover stond, ongeacht ambt, beroep, kundigheid of sociale vaardigheid. Op het Concilie van Trente, waar voor het laatst de naties van Europa elkaar konden samentreffen bleek dat deze elite de laatste was die zou gaan gehoorzamen aan de nieuwe disciplinaire voorschriften te stellen aan kerkelijke beambten en gezagsdragers. De gemijterden werkten alle uitvoeringsmaatregelen kundig tegen, ongeacht de desolate boedel van de Kerk. En ze overleefden het. Dat doet de elite altijd. De Paus liep daarbij voorop, Paulus III. En hij wist het. Hij was op dat moment militair geallieerde van de Turken of Ottomanen die hun Islam-variant voortplantten in Europa. De Paus hielp de Antichrist.