Defectuus translatio imperii XIII

Bij de Vrede van Wenen zocht met name de Britse minister van Buitenlandse Zaken Castlereagh een legitimatiemoment in de dynastieke erfopvolging van vorsten in hun soevereiniteitsaanspraken conform de Salische wetgeving van Karel de Grote. Hij wilde restaureren, Castlereagh. Hij dacht dat hij daarom het beste maar kon aanknopen bij de status quo van de vorstelijke heerschappijen vóór de ellende van de Franse Revolutie.

Wie destijds voor 1789 rechtmatig interne soevereiniteit had kunnen claimen, moest daarin – in reactie op de chaos die Napoleon I volgens de Britten op het Continent had veroorzaakt – worden hersteld. Probleem was, dat Castlereagh van deze Salische wet niet echt veel wist en verder had hij zich niet echt bezig gehouden met de vraag of vóór 1789 wel effectief door een vorst soevereiniteit was uitgeoefend.

Hij had niet veel benul van de wording van de verschillende rijken. Hij wilde steeds het Imperium van Brittannië overeind houden en dus zijn maritieme overmacht. Verder moest Frankrijk nu eindelijk eens definitief onschadelijk worden gemaakt in zijn voortdurende militaire agressie. Hij interpreteerde volgens deze sleutelingen de aanspraken van vóór 1789 en erkende ze, als dat overeenkwam met deze doeleinden.

Dat zou eigenlijk ook de benadering van David Lloyd George zijn in 1919 bij de Vredesonderhandelingen van Parijs, die een einde zouden maken aan alle oorlogvoering waar ook ter wereld. Waar bijvoorbeeld het mystieke Poolse koninkrijk had gelegen dat eigenlijk in 1683 de Turken verpletterend had verslagen, wat precies de aanspraken waren geweest van Servië op Middellandse Zee-havenbekkens, waarom Rusland geen vrije doorvaart mocht hebben via de Bosporus, de Zee van Marmara en de Dardanellen, dat ontging hem. Tenzij Engeland er last van kreeg.

Gelet op Engelands dominantie van dat moment zag Castlereagh geen directe bezwaren om Pruisen te vergroten, Polen te verschuiven en tandeloos te maken, en Nederland, Luxemburg en België in een kunstig maar kunstmatig amalgaam aan een te smeden, zolang Parijs maar geïsoleerd bleef. Dat werkte, totdat de Franse delegatieleider Talleyrand dat door kreeg en zag dat hij Rusland kon verleiden wat toegevender te zijn jegens de Fransen, omdat het toch geen belang kon hebben bij de persistente dominantie van Whitehall over de wereldzeeën.

Hij speelde verder de Oostenrijkse regeringsleider Metternich vaardig tegen Pruisen uit dat grootheidswaanzin scheen te krijgen. De deelnemers zochten nu een nieuwe rechtvaardiging van het kunstmatige machtsevenwicht dat ze dachten te bereiken. En liefst buiten Rome om. En ook buiten de christendogma’s. Omdat die steeds weer tweespalt opleverden.

De Paus kreeg weer een kerkelijke staat, maar nu met een gegarandeerde gewapende neutraliteit. Gegarandeerd onderling door de geallieerden tegen Frankrijk, die oer-katholieke staat. De legitimatie zat nu niet meer in het dogma dat monarchaal gezag van Gode gegeven was. Maar dat evenwicht tussen staatsgezag van de territoriaal gedefinieerde staten nodig was om het industriële kapitalisme te doen gedijen. Waarbij Engeland natuurlijk voorop zou gaan en dus het meeste profijt zou verwerven.

Beslisvaardige regeringsleiders te Wenen zagen dat best in en ook hoeveel Castlereagh via zijn legitimiteitspolitiek naar Brittannië schoffelde. Ze accepteerden het in hun final act. En gaven hun ambtenarij opdracht Londen daarin zoveel mogelijk tegen te werken. Die was dat toch al van plan. Dat viel dus in goede aarde, totdat de Krimoorlog daaraan een einde maakte in 1854.