Binnen de commune Europese rechtsruimte regeert een opzettelijk gehandhaafd en gekoesterd gebrek aan democratische legitimatie. Er is, zeker, een EU-parlement. Maar dat kan de Europese Commissie, het West-Europees dagelijks bestuur van deze pre-federatie van staten, gericht op een vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal niet naar huis sturen. De Europese Unie is geen confederatie van staten meer, al is ze, onder de benaming van Europese Economische Gemeenschap, ook wel: EEG, wel zo begonnen.
Een gemeenschap, een bond, van staten die een gemeenschappelijke consulaire politiek beogen en dus een gemeenschappelijke Douane-Unie, een interne vrijhandelsassociatie en daarin weer een vrij vestigingsrecht ten behoeve van de Europese burger die economische activiteiten wil ontwikkelen. Deze EEG is heel langzaam, bijna stiekem, zich gaan doorontwikkelen naar een echte federatie. Een Verenigde Staten van Europa met een gemeenschappelijke constitutie en dus ook een grondwet.
Waarin de typische zorgtaken staan van die federatie. In de euforische jaren tussen 1989 en 2000 ging het wel die kant op. Een van de zorgstaken zou de gemeenschappelijke buitengrensbewaking zijn en dus de immigratiepolitiek. Die zou nauwkeurig gedefinieerd worden. Want het is tenslotte een vaag begrip waarin vaak allerlei lang niet vanzelfsprekende aannames of axiomatische vooronderstellingen verscholen zitten. Waaronder mede het door Merkel zo geliefde begrip “Willkommenspolitik”of “Willkommenskultur”. Duitse Sociaal-Democraten waren daar gek mee, met dat woord.
Nederland had zo’n slagwoord nog niet, maar kwam een eind met “multiculturele humanitaire gidsing” via het immigratierecht — en dat laatste was óók weer zo’n woord waarin allerlei axioma’s verscholen zaten. Alleen kent Nederland nu eenmaal niet zo’n taalkundige stapeling waarin de Duitsers zo goed zijn: “Erfüllingspolitik”, “Staatshoheitsgewalt”, “Humaniseringsbezirk” en ga zo maar door. Daarin zitten allerlei dogma’s verpakt, die, als je ze uit de feestverpakking haalt je de ene huivering na de andere op het lijf jaagt.
Mama Merkel gebruikte ze graag. Maar ze maakte de fout dat ze dat allemaal ook definieerde als doelstellingen van de Unie. Zonder dat Whitehall, Rome of Parijs of Brussel iets gevraagd was. En daar begreep men niet wat hier allemaal geïmpliceerd werd. Als Merkel had gezegd dat het hier ging om staatshuishoudelijke idealen bestemd binnen Duitsland, ja, dan was het wat anders geweest, maar dat placht ze nooit te doen en ook niet dat deze idealen slechts uitzonderingsgewijs in noodtoestand uit de kast mochten worden gehaald.
Dat bleek pas toen Merkel heel Europa opdroeg om het “voor elkaar te krijgen”. Om het “zu schaffen”. Iedereen welkom, van over heel de wereld. Feest op iedere dag. Dat hoorden dus de verdrukten ook die op Al Jazeera afstemden, en op Al Arabiya en de zenders van Hezbollah. Dat er passagiersschepen klaarlagen om naar Hamburg te varen met iedereen die zich ontheemd en ontrecht voelde om daar te debarkeren en bijstand en woningwethuizen te krijgen.
Binnen die Unie. Waar het immers goed toeven was, want het machtige Duitsland wilde het en daarvan had iedereen toch gehoord. Omdat dat Duitsland wat goed te maken had. Een gek die dat afwees. Dat was de gedachte. En de staten die deelden in de gemeenschappelijke buitengrenzen zwaaiden dus iedereen door naar die heilsstaat. Duitsland waar ze jubelend werden ontvangen zo gauw ze duidelijk maakten dat ze vluchtelingen waren.
Het vooronderstelde maar niet bestaande Europese immigratiesysteem ontplofte. In Duitsland het eerst, natuurlijk. Dat had op een gegeven moment veertigduizend van dergelijke vluchtelingen in de wachtstand staan voor volkshuisvesting, die beloofd was. Terwijl er maar achthonderdvijftig kamers met bedden en ontbijt beschikbaar waren. De Duitse lokale bestuurders zwaaiden nu deze wachtenden door.
Naar Nederland. Denemarken. Zweden. Daar zou men de beloften van Merkel wel vervullen. Dat ging los vanaf september 2015. En dat vonden deze staten niet leuk. Dat stond niet in de Europese Acte. En daar stond al zoveel in dat bij benadering niet waar gemaakt kon worden. Iemand als Alice Weidel, Duitse politica, lid van AfD, meende dat dit geen Europees immigratiebeleid kon zijn. En ook al spraken Nederlanders geen Duits, dat begrepen ze toch wel.