Diverse negotie bij Van Arkel

Natuurlijk waren er uiterst merkwaardige klanten aan de tap bij Huis van Arkel. Op de eerste plaats kwamen er gewichtige diplomaten om te imponeren. Die waren ook uit op gelijkgeslachtelijke sjans, dus dat ging hier in één moeite door. Veel Scandinaviërs die met dossiers aan de bar kwamen zitten lezen. Dan was er de onvermijdelijke jonkheer Beelarts van Blokland die bepaald een gebruiksaanwijzing behoefde. Martin Richard begon in de ochtend tegen elven aan het eerste glas rode wijn. De jonker kwam kort daarop het pand binnendringen en sloot zich bij deze consumptie aan. Ik kwam tegen het middaguur eens kijken. De jonker was lazerus. Fietsen ging overigens nog heel best. Maar het converseren niet.

De jonker had vier of vijf hoogst aanvechtbare stellingen paraat. Die serveerde hij steeds uit met de bestendigheid van een automaat. Dat viel niet altijd goed, want hij mengde zich staalhard in allerlei discussies, ook als het onderwerp niets te maken had met de stelling die die dag bij de jonker het best beklijfde. De jonker had een penetrante visie op wat het volk wilde, ook als iemand een beschouwing ten beste gaf over de Amsterdamse School en de consequenties daarvan bij gevelwanden met geknipte bakstenen voegingen. Dat kon wel eens uit de hand lopen, omdat de jonker te kennen gaf dat het volk die School niet most. Het grootste probleem lag bij een binnenwaaiende buitenstaander die bekend stond als Dr Peter van der Staal.

Deze man was gepromoveerd op een uiterst ingewikkeld proefschrift veertig jaar geleden waarin betoogd werd dat het constructivisme de langste tijd gehad had. Ik zou het niet afstrijden. En niemand niet bij huis van Arkel. Maar die doctor uit Delft wel, ook al ging het om de randgarnering van koude schotels op een bedding van aardappelsla. Konden daar grote zure bommen bij of niet. Dat was een springende kwestie. Men besloot nu elkaar onwijze zinsneden toe te brullen dienaangaande, de gezichten dicht bij elkaar gestoken, de aderen op de voorhoofden gezwollen. Martin zette eerst de muziek harder. Maar dat hielp niet.

Men ging alleen maar vehementer schreeuwen. Wie buiten stond en het getier hoorde vreesde manslag. Maar het mooie van Huis van Arkel was altijd, dat als je dacht dat er bloed aan de paal kwam, een van de agressiefste gespreksdeelnemers uitbarstte in een gierend geween, omdat zijn moeder hem in zijn jeugd bang had gemaakt voor witte muizen met rode kraaloogjes. De uitwisseling van scherp getoonzette visies schortte dan aanstonds en men begon elkaar te omhelzen, de jammerende querulant, die inmiddels stroomloos schokkend op de plankenvloer lag, in gelaat en halspartij deppend met servetten. Daarom denk ik dat de klanten van Huis van Arkel inderdaad destijds wel representatief waren voor de doorsnee Nederlandse bevolking ongeacht huidskleur en seksuele oriëntatie. Want haar vergaat het grosso modo even zo. Ik kan het verkeerd zien.