Djindjic in Centraal Servië

Keizer Wilhelm II was vanaf juli 1918 in Duitsland een probleem geworden voor het staatkundig rijksapparaat. De Keizer begreep weinig van de strategische consequenties van de militaire operaties die het Veldleger in een ultieme krachtsinspanning in Noord-Frankrijk op touw zette. Hij overdreef het geringste tactische succes enorm. Zocht weer de publiciteit waar hij als prima donna niet buiten kon. Hield dan bulkende toespraken die de USA-president Woodrow Wilson enorm tegen de borst stieten omdat Wilson steeds meer ervan overtuigd werd dat hij te maken had met een nietsontziende Junckers-staat die niet voor rede vatbaar wilde zijn. Zo toeterde Wilhelm uit dat hij Koerland hoogstpersoonlijk in bezit zou nemen zonder enig overleg door de kracht van zijn zwaard en dat hij met de bevolking ervan niets te maken had als armzalige Balten.

Mirjana Markowìc, vrouw van Slobodan Milosevíc

Hij was dus hardleers in de autocratie, het racisme en het Pangermanisme, zo besloot Wilson somber. Berlijn wou daarom de Keizer wel kwijt, want het zag nu wel in dat het beste wat er nog in zat een Verständigungsfrieden zou zijn, een vrede van overleg op basis van nationale zelfbestemmingen. Een uitleveringsverzoek ten laste van Wilhelm was nu wel bespreekbaar. Dan kon Wilhelm als opgeëiste persoon alle verwijt en schande gaan dragen en de generaals en politici in Berlijn konden hun handen in onschuld wassen. Ook Slobodan Milosevíc roeptoeterde steeds weer over de religieuze roeping van zijn Serven om de Islam in de Balkan te verdrijven en de gelovigen in Zwarte Joris hun plaats onder de zon weer terug te geven.

Slobo zat goed in het historische dossier over het ontstaan van het legendarische en zegenrijke Servische Rijk dat een entente bleef onderhouden met de Russische Slaven sedert de dagen van olim, mede, omdat zijn veel fanatiekere vrouw Mirjana Markowìc hem daartoe dag en nacht achter de broek zat. Zij was de échte Servische politieke ideologe, hartstochtelijk, fanatiek, subliem onredelijk. Slobo was een van oorsprong saaie beambte die zich pas vrij laat tot een extreem nationalisme wist op te krikken binnen de hiërarchie van de communistische partij. Zijn vrouw onderhield de relaties met de Sowjets en vertelde Slobo wat hij moest denken en doen.

Zij zag ook waarom de Sowjets wilden dat de Serven tot aan het Adriaticum zouden oprukken, volkerenmoord eventueel niet schuwend. Eindelijk moesten Sebastopol en Odessa verzekerd kunnen worden van Russische doorvaart via Bosporus, Zee van Marmara en de Hellesponten naar dat Adriaticum en in De Levant: daarzonder zouden de Sowjets nooit echt een mondiale handelspolitiek kunnen ontwikkelen en kunnen concurreren op gelijkwaardige voet met Het Westen. Terwijl de Volksrepubliek China dat te zijnertijd wegens de uitgestrekte kusten aan de Stille Oceaan waar permanent ijsvrije bekkens konden worden voorzien wel zou kunnen. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw waren de verhoudingen van de Sowjets met China bepaald niet best. Ze drukte door dat haar Slobo in 1984 leider van de communistische partij werd en dat hij naar het presidentschap reikte van de Centrale Republiek Servië. Ze deinsde daarbij voor niets terug. Ze heette de Lady MacBeth van de Balkan en de Rode Heks van Belgrado.

Het Kremlin zag het gaarne aan. Zoals het ook graag zag dat Slobo zich zodanig compromitteerde ná het Akkoord van Dayton van 1995 dat zijn regime ging wankelen na de ene verkiezing na de andere. Hij zou dan willoos werktuig kunnen worden van Moskou, zoals hij dat van zijn vrouw was. Zijn politieke voornaamste opponent in het Servische krachtenveld was Zoran Djindic die zich succesvol naar voren werkte in de Servische presidentsverkiezingen van september 2000. Djindic wist een staatsgreep te forceren en vormde een overweldigende meerderheidscoalitie. Hij werd premier van Centraal Servië, maar Milosevíc bleef hardnekkig in het veld. Hij bestreed de rechtmatigheid van de verkiezingen, de wetmatigheid van de coalitie en zoemde als een wesp om Djindic heen.

Die wilde deze concurrent, nog steeds een belangrijk speler in het veld, wel kwijt. Hij wist dat Washington Milosevíc zag als ideale verdachte bij het ICTY. Hij beidde zijn tijd, want ook al kon hij met de USA wel een overlevering arrangeren, Louise Arbour, de opvolgster van Richard Stone, zag in dat iets dergelijks finaal de onpartijdigheid, integriteit en geloofwaardigheid van ICTY in de ogen aller Slaven zou ondermijnen. Haar opvolgster was echter de flamboyante Carla Del Ponte die, linksom of rechtsom, geschiedenis wilde schrijven. En dat lukte: Nederland was bereid de surrender (overlevering) te faciliteren. Slobo werd ontvoerd. Daar kwam het op neer. Met hulp van het ICTY-gastland Nederland, dat het ook nog bestond meteen te berichten – toen Slobo vastzat in de UN-penitentiaire inrichting te Scheveningen– dat hier nu eens bakens waren geslagen ten behoeve van de ontwikkeling van het supranationale strafrecht. Zonder reserves. Yardsticks for the development of supranational criminal law. Echt neutraal leek dat niet. Maar Den Haag was wel reuze in zijn schik. Op 29 juni 2001. Het stond op de kaart. Legal Capital of the World.