Het feest van de driekoningen werd in Strijp ook nog flink gevierd door jongens, die deze monarchen uitbeeldden en daarbij kronen droegen die merkwaardigerwijze in carnavalswinkels of feestartikelenzaken konden worden betrokken. Er waren een gele, een zwarte en een witte koning. Hun ambtskledij stond niet vast. Mijn moeder maakte voor de parochie de witte onderjurken van witte kant die priesters in het heilig misoffer droegen, met Richelieu-afwerkingen, dus ik zat geramd. Alleen kon ik met de ten beste te geven liederen niet goed weg komen want deze werden wel in het Strijpse dialect gezongen. Ook was de basistekst mij niet gans duidelijk. Maar dat was normaal. Ik verstond de jongens op de Willibrordusschool toch al niet. Dat wou God zo. Dat was axiomatisch bepaald. Het was jammer, maar later kwam dat wel terecht.
Driekoningen, drie koningen, geef mij een nieuwe hoed, hoed, hoed. Want m’n oude is versleten, en m’n moeder mag ’t niet weten En m’n vader die is niet thuis. Piep zei de muis al in het zomerhuis. Driekoningen Driekoningen/ geef mij een nieuwe hoed / geef mij een nieuwe hoed, hoed, hoed.
Deze koningen vertegenwoordigden de ganse mensheid, verdeeld over de continenten die tijdens Christus’ geboorte bekend waren: Europa, Azië en Afrika. Daarover zou Christus Koning uiteindelijk komen te heersen in de eindtijd. Daarop konden we ons in Strijp beter voorbereiden. Alleen via de Katholieke Volkspartij was dat mogelijk, aldus wederom de pastoor, en communisten waren niet welkom. Socialisten ook niet, trouwens. Dat kwamen de driekoningen ook wel uitdragen al begrepen ze er niet veel van. Het ging ze eigenlijk om snoep, maar muntgeld was toch ook welkom, zij het met mate. Dat de katholieke kerk uiteindelijk wereldlijk zou zegevieren, stond vast.
De geloofsleer werd aldus overduidelijk in het politieke vlak getrokken. Dat was sedert de meergemelde erkenning van het Christendom door de Romeinse Keizer gemeengoed, aldus ook weer de pastoor. Zowel aan de westelijke kant van de scheidslijn in het Romeins imperium als aan de oostelijke. Die leer werd een basis voor wereldlijke machtsaanspraken. En daarmee werd ze dus min of meer verontreinigd door oogmerken en doelstellingen die eigenlijk met de heilsgeschiedenis niet veel meer te maken hadden. Ze leidde tot een breuk. Ook wel bekend als het groot schisma. Het ging erom wie er binnen het imperium nu uiteindelijk de baas was.
De bisschop van Rome eiste al vrij snel een primaat op. Hij was immers getreden in de schoenen van de Romeinse keizer, aldus deze kerkvorst. Maar aan de oostelijke kant waren er twee kerkvorsten, die dat óók claimden, dat primaat: de bisschop van Alexandrië en die van Antiochië, in het westelijke deel van wat we nu Turkije noemen of Anatolië, dat ontstond ten gevolge van een gigantische aardbeving waarbij de kusten van het oostelijk bekken van de Middellandse Zee – de zogeheten Levant – westwaarts werd teruggedrongen, zó ver, dat de havenstad Efese eigenlijk binnenslands kwam te liggen midden in een dorre laagvlakte. Het beroemde havenbekken ervan viel droog.
Er waren allerlei natuurverschijnselen waaruit de Efeziërs meenden te kunnen aflezen dat god ingreep in hun aardse bestaan met een vooropgezette bedoeling: dat hun streek eigenlijk voortaan het middelpunt van de schepping was. De bisschop van Constantinopel en die van Jerusalem eisten ook, om min of meer vergelijkbare redenen nadien, het primaat op. Dat werd dus dringen om de voorrang. Deze vier superbisschoppen gingen zich patriarchen noemen en gingen ook al eigenstandige invulling geven aan de geloofsleer, die er niet harmonieuzer op werd.
De bisschop van Rome had uiteindelijk een voorsprong omdat zijn rechtsgebied de hoofdstad van het Romeinse rijk sedert de stichting daarvan omvatte. Hij zalfde op die titel Karel de Grote tot keizer in 800. Karel vond het niet leuk. Maar hij betwistte de rechtsgeldigheid en betekenis van de handeling niet. Hij had er de tijd en gelegenheid niet voor, omdat hij voortdurend oorlog voerde om een zeker machtsbereik militair te consolideren. De bisschop van Rome ging zich “papa” of paus noemen, vader der christenheid. Dat deden de driekoningen ook. En dat kwamen ze in het Strijps aanzeggen, maar dan via toespelingen op hoofddeksels.