De Vreemdelingenwet-2000 kende meteen van het begin af aan een bijzondere algemene ontheffingsbepaling, waarbij afgeweken kan worden van bepaalde onderdelen van de Vreemdelingenwet wat betreft de procedurele kan en wat betreft de waarborgende, materiële kant. Uitzonderingsrecht dat dan nader geregeld moet worden bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De minister-president moet daartoe besluiten, maar dat doet hij uiteraard op voordracht van een minister, meestal die van Justitie.
Dat is de essentie van de tijdens het Kamerdebat meermalen genoemde artikelen 110 en 111. Dat is gedaan omdat vanaf 1990 al herhaalde malen was gebleken dat dergelijke afwijkingen noodzakelijk waren omdat zich ineens bijzondere omstandigheden voordeden die zulks noodzakelijk maakten. Zoals de plotselinge toevloed van documentloze vreemdelingen op risicodragende vluchten vanuit Centraal Afrika die samendromden in de diverse transitruimten van de in Nederland gelegen luchthavens Schiphol en Zestienhoven, thans The Hague Airport.
Omdat dat deel van Afrika steeds vaker volledig gedestabiliseerd werd door voortgezette tribale conflicten met genocidale omvang. Ineens, omdat de staatsradio of een belangrijke Tv-zender tot dergelijke uitroeiingen aanzette, vaak wegens politieke strijdpunten die onverenigbaar bleken. Den Haag werd dan overvallen, moest improviseren via spoedwetgeving, de twee Kamers werden verplicht de wetsontwerpen te aanvaarden als hamerstukken terwijl achteraf toch weer in de wetsartikelen misslagen bleken die dan wéér bij spoedwet moesten worden opgelost.
In casu ging het om de invoering van detentiemogelijkheden binnen de transitruimten in afwachting van de aanvragen om toelating. Dergelijke onvoorziene ontwikkelingen komen in de multipolaire wereld die ná Die Wende van november 1989 ontstond steeds vaker voor. De wetgever besloot dat éérst overwogen zou moeten worden óf een ontheffing noodzakelijk was van de Vreemdelingenwet, op welke onderdelen, met welk rechtsgevolg en hoe lang. En vervolgens, hoe deze ontheffingen formeel eruit zouden zien, door wie te verlenen en hoe en of op de ontheffingen ook weer uitzonderingen gunbaar waren, aan wie en hoe. En met welk overgangsrecht.
Dat probeerde Schoof ook wel duidelijk te maken: het voornemen moet wel onderscheiden blijven van de uitvoering daarvan die diverse modaliteiten kan aannemen, ook overgangsrechtelijk. En daar was het kabinet-Schoof nog niet uit. Maar de Kamer, die weer handjegauw was met treiteren zoals ze gewoon was, wou niet naar Schoof luisteren. Ze wou de stukken die onderliggend waren en daarover verder trekkerig sarren, wetende dat die stukken onmogelijk voldragen en volledig konden zijn omdat de uitvoeringsperikelen nog niet voldoende geïnventariseerd waren. Schoof zei wel dat zich nova voordeden, maar daar wou de Kamer niets van weten.
Een van de nova was, dat Duitsland vanaf 16 september steekproefsgewijs binnengrenscontroles zou gaan uitoefenen aan bepaalde grenzen, op bepaalde uren ter wering van illegalen, maar dat Berlijn nog niet de logistiek op orde had en ook niet in kaart had welke grensovergangen en grensgebieden in aanmerking kwamen. Dus had Schoof gelijk, toen hij opwierp dat het kabinet de kwesties waarop het beoogde uitzonderingsrecht toepasselijk kon zijn niet had kunnen overzien. Niet volledig.
Berlijn had dat ook gezegd in zijn notificatie aan de omliggende staten. Die dus ook hetzelfde probleem hadden als Den Haag. Dat kon Schoof nog niet vertellen, want dan liep hij Berlijn alleen maar voor de voeten. Maar de Kamer wou niets weten van uitstel van het vervolgens gelanceerde belachelijke debat. Met de NSC als trekker. Ook dat nog. Niettemin: dat ontheffingstraject moest toch gevolgd blijven.
Ondanks verwoede pogingen van de oppositie om het uitroepen van een asielcrisis van tafel te krijgen, gaat het kabinet deze route toch verder verkennen. Het moet wel, en het moet dat doen in overleg met Berlijn, Brussel en Wenen. Anders komt er nooit een geïntegreerd EU-Vreemdelingenbeleid. Dat zei Faber ook wel. Maar de Kamer bleef drammen. Gesteund door de vier coalitiepartijen.
Daarmee is de storm alleen nog niet gaan liggen. NSC en PVV liggen binnen het kabinet op ramkoers. Tegen die stroom in zal minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie) de komende tijd haar collega’s in het kabinet ervan moet overtuigen dat er wél sprake is van een asielcrisis. Faber is daar zelf al weken van overtuigd, maar inmiddels is het glashelder dat het plan zal stranden bij de rechter. Vermoedelijk.