Etterende crisis om een asielcrisis II

Dat vermoeden bestond al langer bij de oppositie. Premier Dick Schoof kon bij de presentatie van het regeerakkoord een week geleden nauwelijks onderbouwen waarop het uitroepen van een asielcrisis juridisch is gestoeld. “We kunnen de grote instroom van migranten naar ons land niet blijven dragen. Mensen ervaren een asielcrisis.” Dat een zeer ingrijpend besluit als de inzet van het staatsnoodrecht kennelijk mede is gebaseerd op iets dat mensen ‘ervaren’, deed bij de oppositiepartijen de alarmbellen rinkelen. Vrijwel alle oppositieleiders drongen er bij de coalitie en het kabinet op aan om een andere route te bewandelen.

Daarin leken de oppositieleiders voor even succesvol. NSC-vicefractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven had woensdag immers laten doorschemeren dat er ambtelijke adviezen op de ministeries lagen. Daarin zou staan of de maatregel juridisch wel of niet door de beugel kon. Dat liet de oppositie zich natuurlijk niet twee keer zeggen. Na wat parlementair getouwtrek, stuurde Schoof de 69, deels zwartgelakte, pagina’s. Daaruit bleek klip en klaar wat de oppositiepartijen al twee dagen vermoedden: het uitroepen van een asielcrisis is juridisch onvoldoende onderbouwd en zal stranden bij de rechter. Hier wankelde het kabinet even. Ging hier hun de grootste belofte nu al de prullenbak in?

Toch niet. PVV-leider Geert Wilders, die twee dagen lang opereerde als de absolute coalitieleider, had een noodwet besteld en die wilde hij krijgen ook. “Ik heb geen ruggengraat van een banaan”, zei hij donderdagnacht kortaf. Schoof ging het donderdag minder makkelijk af. Hij moest alle zeilen bijzetten om de boel bijeen te houden. Vlak voor de zomer liep het debat over de regeringsverklaring nog volledig uit de hand. Dat moest deze keer anders, had Schoof zich voorgehouden.

Hij had daarover met alle fractievoorzitter gesproken, ook die van de oppositie. Het debat ontspoorde deze keer niet volledig. Maar op de achtergrond én op de voorgrond waren er duidelijk irritaties. Vooral nu afzonderlijk over de rol van Van Vroonhoven. Niet alleen wakkerde zij het vuurtje steeds aan bij de oppositie om op zoek te gaan naar de gevoelige asielstukken. Zij stemde ook in met het verzoek vanuit de oppositie aan het kabinet om die informatie te geven. Omdat het kabinet daartoe niet bereid bleek. Dat kon slechts haar aanname zijn.

Ook dreigde Van Vroonhoven voor de grap met een motie van wantrouwen tegen Schoof toen zij niet het gewenste antwoord kreeg bij een debatje over de transgenderwet. Haar “geintje” viel niet goed, getuige de reacties en gezichtsuitdrukkingen van de ministers achter de premier. De vicefractievoorzitter van NSC lag woensdag nog zwaar onder vuur toen de oppositie haar het verloochenen van de eigen partijfundamenten aanwreef.

De partij die goed bestuur als haar kernwaarde beschouwt, kon dankzij de gestuurde documenten laten zien dat het departement van ‘hun’ minister van Binnenlandse Zaken, Judith Uitermark, uitgebreid waarschuwde voor de wankele juridische basis van ‘een asielcrisis’. Terwijl dit minister Faber juist onder druk zet. Het zal de relatie tussen NSC en PVV verder hebben verslechterd. In de coalitie en in het kabinet staan de partijen het meest tegenover elkaar. NSC heeft al sinds het begin van de formatieonderhandelingen grote moeite met de standpunten van Wilders. De fractie liet in februari expliciet optekenen dat zij de “rechtsstatelijke afstand” tussen hen en de PVV “te groot” vindt. Dat leidde tot een op papier extraparlementair kabinet met een partijloze premier. Het uiteindelijke resultaat is dat Kamer en kabinet weten dat de poging om een asielcrisis uit te roepen zal mislukken, maar die route wel wordt bewandeld omdat dat nu eenmaal de afspraak is. “Dit ettert dus nog wel door”, concludeerde CDA’er Bontenbal. Nederland keek toe. Niet met vreugde of instemming.