EUROFORCE I

Het lijkt aangewezen op dit moment dat Duitsland, als centraal gelegen mogendheid met een flink territoir binnen de Unie het thuisland gaat worden van het Europese Leger met zijn drie krijgsmachtonderdelen. Er zijn twee obstakels waarmee Europa en Duitsland dan te kampen hebben, beide van historische aard. Ten eerste: het oorlogsverleden van deze staat. Drie grote wereldoorlogen zijn begonnen door agressie zijdens Duitsland. De Frans-Duitse Oorlog 1870/1871 – hoezeer ook Frankrijk hier als eerste de oorlogsverklaring uitbracht – en de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Daarvoor heeft Duitsland naar alle waarschijnlijkheid nu voldoende boete gedaan.

Er zullen staten blijven die dat Duitsland zullen blijven nadragen. Ook in de omringende regio. Niettemin zal het Avondland daarover moeten héén stappen, want de zelfstandigheid van Europa is van deze grootmoedigheid – als je dat nog zo zou kunnen noemen – afhankelijk. Duitsland heeft ontegenzeggelijk de beste continentale militaire expertise om een zelf voorziend leger op te bouwen. Frankrijk was sedert de Vrede van Münster altijd wel bijzonder agressief, maar na 1800 heeft het bijna iedere oorlog die het aanging uiteindelijk verloren door een verkeerde mobilisatietactiek, verkeerde strategische planning en enorme tactische fouten. Daarbij kan Frankrijk in militaire aangelegenheden zich nooit bevrijden van zijn preoccupatie van de Glorie Française, wat het daaronder nog meent te kunnen verstaan.

Daardoor komt het steeds terecht in de eigen val dat het bij tactische planningen (1) alle geallieerden beschouwt als de toeleveranciers van strategische reserves voor een Frans Leger (2) verzeilt in de typische en basale Gallische arrogantie dat het bij alle operaties steeds éérst vraagt wat andere bondgenoten voor Frankrijk kunnen doen en eigenlijk bijna nooit wat Frankrijk voor die genoten kan doen. Parijs ontkent dat glashard, maar de militaire geschiedenis laat de voosheid daarvan onmiddellijk zien. Het tweede obstakel is dat Duitsland bij alle organisatie en planning bereden wordt door de vrees van financiële destabilisatie. Dat komt mede door de idee die Berlijn ook drie keer koesterde dat het aanvalsoorlogen kon voeren ten laste van de staatshuishoudingen van de tegenstander.

Ik ging daar al op in hiervoren. Dat heeft het zwaar beboet door de al breedvoerig besproken hyperinflatie van 1923. Die overigens desbewust door sociaaldemocratische kabinetten te Weimar en Berlijn is in gang gezet. Juist omdat Duitsland heeft ervaren dat daardoor de barre krachten van het nazidom konden losbarsten mag men hopen dat het deze destabilisatie bijna bij geconditioneerde reflex zal blijven vermijden. Maar op dit moment moet men vrezen dat Friedrich Merz te dezen de zaken nog niet goed heeft ingecalculeerd. Dit tweede obstakel voor Duitsland als thuisland voor dat Europees Leger, EUROFORCE, kan het overwinnen als het in ieder geval de financiering ervan door de meer besproken Bonds afwijst.

Verder zal het duidelijk zijn dat Frankrijk, dat nimmer aan het stabiliteitspact heeft voldaan, stomweg reeds daarom niet als thuishaven in aanmerking zou moeten komen. Verder: EUROFORCE zal erkenning in verdragsrechtelijke zin moeten krijgen binnen het verdrag van Lissabon, reeds omdat het de traditionele immuniteiten, exterritorialiteiten en indemniteiten tegenover de legers van andere staten en mogendheden zal moeten kunnen inroepen én omdat het de Unie zal moeten kunnen binden aan militaire alliantiearrangementen met dergelijke partijen. Waaronder de NAVO.

De verhouding met die organisatie zal waarlijk problematisch zijn. Want de USA-president blijft van de NAVO feitelijk voorshands de opperbevelhebber. En Washington laat wel blijken dat het Europa flink onbetrouwbaar blijft vinden. En daartoe heeft het reden. Experts berekenen dat EURFORCE niet werkelijk binnen één decennium opgewerkt zal kunnen worden tot een coherente defensiemacht. Omdat voorlopig de eenheid tussen de door de zeventwintig oprichtende staten binnen deze macht wat moeizaam zal blijven verlopen. Dat die eenheid er moet komen weet nu waarachtig iedere EU-staat wel.

Maar dat dat praktisch steeds weer problematisch blijft – de interstatelijke samenwerking op strafvorderlijke terrein tussen de verschillende jurisdicties toont het al sedert 1950 aan binnen Europa – kan men zich beter niet ontveinzen. Dat daarvoor geenszins nodig is dat de EU een federatie wordt in staatshuishoudelijke zin lijkt mij onbetwistbaar. Het is geen reden om daarom het federatie-ideaal weer op te poetsen. Als men dat wil, kan men, vrees ik, EUROFORCE wel vergeten. Hier vrees ik echter toch weer de luchtfietserij van de zijde van de sociaaldemocraten.