Farah Karimi, senatrice

Een vooraanstaand senatrice in onze Eerste kamer is Farah Karimi, die de eerste verschijning van de Nederlandse minister van Immigratie Marjolein Faber aangreep om wederom de ganse litanie van grieven en invectieven die GroenLinks koestert tegen deze bewindsvrouw wederom als antifoon aan te heffen. Karimi werd geboren in Iran. Ze bezocht basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Teheran tussen 1966 en 1978. In 1978 ging ze aan de Technische Universiteit van Isfahan industrieel ontwerp studeren.

Vanaf haar vijftiende raakte Karimi geïnteresseerd in progressieve interpretaties van de islam, zoals de feministische interpretatie van de islam van Shariati. Tijdens haar jeugd was Karimi betrokken bij het verzet tegen sjah Mohammed Reza Pahlavi. Karimi zag de Iraanse Revolutie als een moment waarin een socialistische interpretatie van de islam in de praktijk zou kunnen worden gebracht. Maar tijdens de Iraanse revolutie kwam een, in de ogen van Karimi, conservatief bewind aan de macht. In 1980 verliet ze haar opleiding om zich aan te sluiten bij de Mujahedien Khalq, een links-islamistische verzetsbeweging tegen het islamitische bewind. Ze hield zich binnen de Mujahedien Khalq bezig met het afluisteren van politieberichten.

In 1983 vluchtte ze via Irak naar Duitsland, waar ze politiek asiel kreeg op een gedeeltelijk vals vluchtverhaal.Tussen 1985 en 1986 werkte Karimi voor de Mujahedien Khalq in Parijs waar ze valse vluchtverhalen ontwikkelde. In 1986 brak ze definitief met Mujahedin Khalq. In haar boek Het geheim van het vuur (2005) beschreef Karimi uitvoerig haar politieke bewustwording in haar jeugd in Iran, haar ervaring met Mujahedien Khalq en haar breuk met deze organisatie. De Mujahedin Khalq werd door de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika tot 2008 beschouwd als een terroristische organisatie.

In 1989 vestigde Karimi zich met haar gezin in Nederland. Aan de Rijksuniversiteit Groningen studeerde ze “Beleid en Bestuur in Internationale Organisaties”. Tevens vroeg ze de Nederlandse nationaliteit aan. Vanaf 1993 ging Karimi werken in de semipublieke sector. Tussen 1993 en 1994 was ze medewerker van de Stichting Probe in Hoogezand-Sappemeer. Vanaf 1994 was ze coördinator van Aisa, een project voor emancipatie en ondersteuning van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen.

Ze werd in 1997 lid van GroenLinks, dat op dat moment flink te keer ging tegen de uitvoering van de Vreemdelingwet conform de circulaires van Aad Kosto. De initiatiefnemer voor het meergenoemde wetsontwerp-22735. Waarbij, onder meer, bepaald werd dat vreemdelingen die toelating vroegen op basis van arglistige verdichtselen, valse hoedanigheden en bedrog of fraude reeds daarom niet-ontvankelijk verklaard moesten worden. Onder citaat van het aloude Romeinsrechtelijke adagium: Nemo suam turpidinem allegans audiatur in foro. Iemand die bedrog pleegt dient in de rechte geen gehoor te kunnen vinden.

Aangezien het vluchtverhaal van Karimi geheel gefingeerd bleek veegde Karimi steeds overal waar daartoe de kans bestond de vloer aan met Aad en diens wet. Karimi beschouwde Faber, die in het debat in de senaat moest verschijnen om rekenschap te geven over de regeling Aanscherping openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen op grond van haar uitlatingen in het verleden als racist, fascist en extreemrechtse reactionaire. Nadat zij dat had toegelicht, onderbrak de voorzitter van de senaat haar. En deelde mee dat zij niet op de persoon van de bewindsvrouwe mocht spelen.

Uiteraard kreeg Karimi vervolgens de volle aandacht van NPO en de mainstream media om toe te lichten waarom deswege haar fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting, nog wel al vooraanstaand politica, werd gefnuikt tot in de kern. En dat deed Karimi vaardig. De Nieuwe Rotterdamse Courant bood haar in het ochtendblad van 10 juli een rostrum en insgelijks deden andere periodieken die spraakmakend zijn en blijven. Karimi meende dat de democratie eiste dat zij, ook buiten de orde van de senaat, ook moest kunnen blijven uiteenzetten wat er allemaal aan Faber mis was. En dat deed ze óók vaardig en niet zonder de hartstochten van de galerij wakker te maken, zoals verder van haar verwacht kon worden.