Goor is dood

Het begon met lichte kriebel in de keel. Bij het strottenhoofd. Nee, niet hier. Maar dáár. Niettemin wandelde Goor manhaftig door het Haagse Centrum. Met de rode broek en daaronder kittige grijze schoenen. Waarin blote voeten, wat dacht u? Een man van de wereld. Een DAX-jasje, sprak Goor onderwijzend. Dat hóórt daarop. Met fraaie subtiele geel-witte ruiten. Nassau-blauw als fondteint, dat weet niet iedereen. Dat geeft het juiste effect. Het kan ook anders. Zeker. Maar raadzaam is het niet, daar kon Goor niet genoeg op wijzen, terwijl hij fronsend mijn pipo-de-clown achtige colbert beschouwde, tersluiks wijzend op de mottengaten die zichtbaar waren. Daar kon, zo voer hij voort, een net persoon toch eigenlijk niet mee rondlopen op Plein of Voorhout. En zo was het.

Geer had er niet van terug. Ook al omdat hij die gaatjes in de deemstering van het ochtendgloren niet had gezien. Goor deelde omstandig mee, dat het hem voorkwam dat ik motten in mijn oude vervallen bovenhuis koesterde. Dat moest niet. Veel wou Goor er verder niet over kwijt, want er kwamen net weer twee bevallige schonen aantrippelen, proestend elkaar aanstotend op het ontwaren van Goors expertise-blik. De kriebel bleef. Asperines hielpen niet. Koude cola was wel probaat om de licht opkomende weëe pijn te bestrijden. Goor bleef echter de wereld manhaftig overschouwen, hier en daar een bon mot plaatsend.

Hij nam deel aan de delicieuze barbecue die door belangrijke media-influencers werd gehouden bij Muiderberg. En plaatste hier en daar een bon mot. De kriebel werd wat bobbelig. Zodat de omgeving bewogen aandrong op een bezoek aan de huisdokter. Die dacht dat het wel eens kon gaan om slokdarmkanker. Ze zond Goor gezwind door ter nader onderzoek door de specialist die nog veel beslister was. Goor zou aan een bestralingskuur worden onderworpen. Geconcentreerd. Prognoses onduidelijk. Goor was uiterlijk onaangedaan en strooide zijn kwinkslagen als voorheen om zich heen. Zelfs het rookhol bij de Markthof meed Goor niet. Daar waar rochelaars, hoestende wrakken en fluimende bejaarden zich aan elkaar vastklampen op weg naar Ispahaan.

Een rimpeling in het water

Waar het deerlijk lot dat ons wacht zich, vermomd als tuinman, in de gaarde ophoudt om beslissend het snoeimes erin te zetten. De berichten werden minder. Er waren ook fluitende stoorzenders. Vaker dan voorheen viel de telefoon uit Goors bevende handen. Maar hij raapte het gerei op, viet zich vaster te samen en zette de conversatie zachter, maar nog altijd breed van toon, voort. Ik zag hem, gebogen, zich héénspoeden. Naar café 2005 op de Denneweg. Om daar tussen de metalen tafeltjes en houten banken nog eens de toestand in de wereld samen te vatten. Dat het de laatste keer was, dat hij dat deed, kon niemand bevroeden. De toestand is benard. Maar Goor is tot zijn Scheveningse vaderen verzameld. De toestand zal zich toedragen zonder Goor. Meer valt er niet van te zeggen. Ook niet minder. Dat scheelt.