Griffier Den Bosch

Destijds kon je waarnemend griffier worden bij een rechtbank op basis van je candidaatsexamen Nederlands recht. Aangezien ik niet in aanmerking kwam voor een volledige beurs omdat de kostwinner te veel verdiende, had ik behoefte aan de aan deze aanstelling verbonden verdienste. Die was niet gek. Verder had ik eigenlijk geen idee wat er in een rechtbank precies gebeurde. Het leek mij goed dat eerst eens min of meer vanuit de zijlijn te bekijken. Ik was zonder innerlijke motivatie aan de rechtenstudie begonnen. Zoals zovelen. Toen. En nu. Ik had geen echt levensdoel. Ik had enorm opgezien tegen het gymnasium. En het dreigde ook eigenlijk niets te worden. Ik had maar gedaan wat moeder zei, want die wist alles. En die vond dat ik moest proberen zo hóóg mogelijk te scoren.

Ze had overigens evenmin een flauw benul van wat een gymnasium was. Dat dat een voorbereiding was voor een academische studie, daarvan had ze geen enkele notie. Het was hoog. Het was notabel. Daar kikte ze op. En ik was vrij gezeggelijk. Tot en met de vierde klas was het eigenlijk een lijdensweg geweest. Daarna braken ineens de vliezen. Ik haalde het eindexamen met hoge cijfers. Ik kon terug zien op een welbestede, zwaarmoedige jeugd. Maar dat lag aan mij. Niet aan het onderwijzend personeel of de school. Ik trok een zware kar. Met rechten ging het weer niet anders. Ik had geen sjoege wat ik met die studie moest gaan doen. Wat wel indruk had gemaakt was de dramatische serie “Karakter” op de verrekijk, een film naar de gelijknamige roman van de schrijver Bordewijk, ook geen lachebekje, overigens. Lex van Delden speelde een verbeten volksjongen Jacob Kattadreuffe die met alle geweld omhoog wilde in de wereld. Hoe dan ook. Het stuk speelde in de dertiger jaren van de vorige eeuw. Katadreuffe werd daarbij vindingrijk gesard en dwarsgezeten door zijn natuurlijke vader, de deurwaarder Dreverhaven. Die werd gespeeld door de legendarische Ko van Dijk.

De rol was geknipt voor deze man met de stentorstem die eigenlijk iedereen van het toneel speelde. Het scenario sprak mij aan. En eigenlijk gaf mij dat het zetje om dan maar in vredesnaam rechten te gaan doen. Ik kwam in een gepolitiseerde wereld met allerlei lieden voorzien van veel te grote ego’s en een dienovereenkomstige geldingsdrang. Juristen, práát me er niet van. Ik twijfelde ook enorm of ik dat specialisme nu wel moest voltooien. Maar gedane zaken namen geen keer. En er moest brood op de plank. Moeder zat me ook flink achter de vodden. Dus solliciteerde ik op een advertentie en werd waarachtig aangenomen. Trots beving mij wel toen ik een groflakense toga kreeg aangetrokken, met een nogal vette bef. De vorige inzittende van dat plechtgewaad had kennelijk onderkinnen gehad en een zweterige fysionomie, want de gele lichaamsvlek bedekte de bovenkant van de geplooide batisten afboording geheel. Het was er niet uit te wassen. Ik kocht dus een nieuwe. Een rib uit mijn lijf. De strafkamer zat op de eerste verdieping van het paleis van justitie aan de Bossche Spinhuiswal.

Ik zat als assistent naast mijnheer De Bruin, een man die al jarenlang de politierechterzittingen deed als notulant. Hij hield het ambstedig procesverbaal, hij had als griffier een notariële taak. Het verslaan van het voorgevallene ter openbare terechtzitting, aldus de wet. Hij had daarvoor voorgedrukte formulieren, waarin allerlei zinsneden stonden die men als al dan niet van toepassing kon doorhalen, mét eventueel handmatige aanvullingen in de marges als er iets geks gebeurde. Je moest geweldig goed opletten, want de rechters maakten kort spel met iedere zaak áls de verdachte al verschenen was. Was hij er niet, dan werd verstek verleend en raffelde de officier van justitie een plichtmatig requisitoir af. Het vonnis was dan conform de eis. Zo handelde de politierechter dertig tot veertig zaken op één ochtend af.

Was er een advocaat, dan was die verschrikkelijk onderdanig, beleefd en dorst deze nauwelijks de officier de voet dwars te zetten. En de politie werd ook nauwelijks bekritiseerd op haar ambtshandelingen. Dat namen de politierechters ook niet: de heren Mrs Overberg of Geense. De titulatuur was belangrijk: het imprimé repte van ZEA en Mrs (Zijn EdelAchtbare) en ZEG (Zijn EdelGestrenge) en daar mocht niet mee gesjoemeld worden. Ik merkte dat de griffier de enige was die de stukken had gelezen, het vonnis voorbereid en dat hij van alles wat mis ging de schuld kreeg. Vooral als de rechter iets niet had gezien of de parketwacht niet had geïnstrueerd. Dat is, geloof ik, nog zo. Sommige dingen blijven universeel. Zoals dat het water altijd naar het laagste punt toestroomt.