Haagse mannetjesmakerij

In Den Haag ambtelijk geëmployeerd, kwam ik er voor het eerst achter dat dit soort mannetjesmakerij daar exponentieel gangbaar pleegt te zijn. Aanvankelijk was ik te láág in de hiërarchie om aan die maakbaarheid onderworpen te worden. Ik moest steeds door verwijzen naar de Directie Voorlichting, was het parool van mijn reeds lang vooroverleden directer Baron Mr Feico van Asbeck. Hersentumor nekte hem op vroege leeftijd. Ik gedenk hem nog steeds met eerbied en afstandelijke dankbaarheid. Hij was een van de weinige leidinggevenden die ik meemaakte die inderdaad de bijkomende menskundige capaciteiten had.

Ik kreeg al snel de integrale portefeuille Vreemdelingenrecht. Na die Wende — de ineenzijging van het IJzeren Gordijn vanaf Stettin bij de Baltische Zee tot aan Triëst in de Adriatische Zee in november 1989 – kwam een massale influx van vreemdelingen vanuit het voormalige Oostblok naar Het Westen rollen. Niet alleen nationalen uit die landen. Nee, ook migranten vanuit het Midden en het Verre Oosten. En ook weer bijna allemaal probleemgevallen. Meteen begon mijn telefoon te bellen en kreeg ik ineens allerlei journalisten aan de lijn die wisten dat ik die probleemgevallen zou dienen af te serveren via ingrijpende wijzingen in de Vreemdelingenwet-1965.

Lubbers, de katholieke Jesuïtische minister-president en CDA-coryfee, stelde een zware task force in die interdepartementaal die influx zou moeten kanaliseren, besluizen en wellicht zelfs afstoppen, maar dan moesten paardenmiddelen ingezet worden. Ik diende daarover in ieder geval duidelijke persklare boodschappen op te stellen voor de justitiële afdeling Voorlichting, toen geleid door de onnavolgbare mevrouw Stordiau, maar nog veel meer allerlei intens zoemende persmuskieten die vanwege Voorlichting om mij heen gingen cirkelen.

Die vonden dat ik geen performance had op beelddragers. Nu, dat vond ik eigenlijk óók. Maar daarvoor was ik toch niet ingehuurd? Ik was Piet Bambergen toch niet? Nu, daar zouden Stordiau en haar directe handlangertjes weleens wat aan doen door mij trainingen te doen geven. Ik werd dus blootgesteld aan de nefaste Haagse mannetjesmakerij. De zaak was dat de vreemdelingenproblematiek bij massale documentloze immigratie al op interstatelijk niveau zodanig uit de hand was gelopen, dat daaraan bij nationale Vreemdelingenwetgeving niet zoveel meer aan te doen was. Maar: dat mocht nóóit, maar dan ook nóóit toegegeven worden, is dat duidelijk Strijards? Verder was er een betrekkelijk welvarend en overmatig luxe opvangtraject voorzien bij allerlei sociale zekerheidswetgeving buiten het eigenlijke Vreemdelingenrecht om. Dat had een immens aanzuigende werking.

Máár: dat mag nóóit, maar dan ook nóóit toegegeven worden, is dat verduiveld duidelijk Strijards? Je moet daadkrachtig kijken en steeds zeggen dat alles onder perfecte controle is. En dat er ook niet echt veel aan de hand is. Nu, dat was er juist wel. De sponningen barstten al uit de grensposten, zal ik maar zeggen en het wemelde bijvoorbeeld al van illegalen met de pokken, open tbc en de builenpest. Maar dat moest dus glashard ontkend worden.  Maar ik dacht dat ik daartoe niet bereid was. Dat gaf ik ook maar te kennen. Goed, zei Voorlichting, dan zullen wij het overnemen. Maar denk erom, jij houdt verder overal je verdomde bek. Je lekt niet. Verwijs maar door. En ontken dan in godsnaam niet wat Voorlichting debiteert. Blijf in de schaduw. Kijk onnozel. Nu, dat laatste was niet moeilijk.

Die gave had ik inmiddels kamerbreed ontwikkeld. Ik heb de banden nog waarop ik zit achter een soort desk. Met de vlag op de achtergrond en een gewichtige zwenkstoel. En ik geef een persconferentie. Omdat ergens op een Asielzoekerscentrum de vlam in de pan was geslagen. In Ter Apel. Bijvoorbeeld. Want daar gebeurde dat toen ook al regelmatig. En ik moet zeggen: echt heel overtuigend is mijn performance niet. Ik heb iets glazigs in die situaties. Iets onhandigs. Duw mij een rode bol onder de neus en ik verstar. Ik kijk wild om mij heen. Duidelijk op zoek naar de brandtrappen. En je hóórt de regisseur razend van woede: “Neen, Strijbos, Godverdomme, zó niet. Wat denk je in Jesusnaam dat je aan het doen bent?” Kijk: dat soort mannentaal, dat bezigen ze nu bij Voorlichting. Daar hebben ze voeling met het maatschappelijk grondvlak. Poten in de modder. Ook op de tweede laagbouw van Justitie. Al ligt daar toch hoogpolig tapijt.