Immuniteiten en exterritorialiteiten NAVOTOP

Inmiddels is breed ruchtbaar geworden dat diplomaten hier ter stede — Den Haag dus, voor wie mijn Blogs niet bijhoudt — vertoevend in afwachting van de final act van deze NAVOTOP  het flink bont hebben gemaakt tijdens hun verblijf waarbij ze geacht werden kwartier te maken voor hun delegaties, bestellingen te doen voor militaire goederen van diverse aard of juist offertes te doen dan wel te sonderen hoe de stemming onder de NAVO-partijen en derde-partijen gemiddeld is. Men probeert stemming te kweken, steun te zoeken als men aarzelt over de standpuntbepalingen inzake de ophogingen van de NAVO-contributies die Trump eist. Maar ook of gezegde Trump misschien te vermurwen is jegens bijzondere staten. Want zo is Trump óók wel weer. Soms vindt Trump ineens een staat “fantastic“. Die staat heeft dan mazzel. Die mag ineens van alles. Van Trump, dan. Zonder motivering. Nederland viel dus in de prijzen. Dat land was “fantastic“.  De koning ook. En Maxima ook. Schoof niet, misschien. Dat staat nog niet vast.  De diplomatieke geschiedenis van het Westers Volkerenrecht laat niets anders zien. Het misbruik van diplomatieke immuniteiten, privileges, exempties en strafvorderlijke exterritorialiteiten heeft al stof geleverd voor een diversiteit van dissertaties  waarvan u zou opkijken en soms is dat ook nu nog boeiende litteratuur. Reeds omdat diplomaten in dit opzicht bijzonder schaamteloos blijken en van alle markten thuis zijn. Er zijn bordelen in de Kettingstraat. En aan de Bilderdijklaan. Die zijn ook fantastic. En dat beslist een dispuut over afbetalingsregelingen. Ik kom er nog op terug. Zo’n bubbelbad, dat is nog niet goedkoop en de handknedingen evenmin. Tenminste als de dame die ze toedient ook in de prijzen valt. Het zijn logistieke imponderabilia. Die beslissen over oorlog of vrede. Dat weet u toch wel?

Het Concilie van Trente in de zestiende eeuw ter heroriëntering van de kerkelijke leerstelligheden, de geloofsleer en de sacramenten, liturgie en hiërarchie van de kerkelijke beambten en ter recodificatie daarvan in één wetboek is een sprekend voorbeeld. Dat deze eerbiedwaardige vergadering in deze stad — Trente —  in Noord-Italië zou beginnen in de lente van 1543 werd de inwoners van deze stad ruim tevoren duidelijk toen zich bij de stadspoorten al in de herfst tevoren een merkwaardige karavaan begon op te doen bij de wachters die toelating moesten verschaffen tot deze stad en haar instellingen ten algemene nutte. Merkwaardig, want ze was samengesteld uit pooiers, deernes, hoerenmadammen, vedelaars, muzikanten van diverse landstreken, wonderdoktoren, goochelaars en tovenaars, waarzeggers en heksen. Ze kwamen af op de mare dat de pauselijke curie zich al aan het opmaken was op een integrale verhuizing naar deze barre streek. Want de kardinalen, hun clercken, hun paters, fraters en theologanten waren, dat was in deze verlichte tijden wel ruim bekend, omzeggens beslist niet van steen.

Ze hadden hun problemen met hun celibataire staat en hun vooronderstelde tucht, soberheid en verstorvenheid, gewoonten, waar ze niet altijd aan vast wensten te houden, vooral niet wanneer de geneugten ook nog op declaratiebasis konden worden gebracht ten laste van de begroting der kerkelijke staat, iets meer zuidwaarts gelegen. De omvang van de stedelijke bevolking van Trente nam drievoudig toe. En daaronder waren weinig incarnate asceten. Dat viel mij ook op in Rome in 1998. Daar zat ik maanden ter gelegenheid van de vaststelling van het Statuut van Rome nopens het Internationale Permanente Strafhof. We hadden een primme en jolige brigadegeneraal in onze delegatie en die was gek op negerinnen. Die waren ruim beschikbaar, ook zonder tussenkomst van het Rode Kruis of de non-Gouvernementele Organisaties die overal een mouw aan wisten  te passen. Een zielsopenbaring voor een enigszins provincialistisch internationalist zoals ik. De generaal zette een lang gekoesterde traditie gewoon voort. Want het stellig  volkerenrecht ontwikkelt zich via frequenties en niet via rechtsnormatieve principes. Ook daarop kom ik terug, vooral als deze frequenties ook nog horizontalisme blijken.

De posten en rekeningen zijn veelzeggend. En de flakkerende geslachtsziekten die door het goede Trente heen raasden in de daaropvolgende maanden evenmin. Want God straft, maar niet onmiddellijk. En vaak komt de tuchtiging uiteindelijk bij een schuldeloze terecht. Dat heeft God dan ook met het Nederlands Openbaar Ministerie gemeen. Ik kom daar nog en detail op terug. Reken maar. Want de morbide en verontrustende seksuele afwijkingen die destijds bleken, ook onder getoogden of juist onder hen, spraken boekdelen. Die dan ook ten Vaticane raadpleegbaar zijn. Niet anders was het bij de eerste convocatie van Tsaar Nicolaas II tot de Eerste Haagsche Vredesconferentie in 1899 en vervolgens bij de Tweede van gelijke strekking, waarbij de diplomaten zich flink lieten gaan, ook in de consumptie van alcohol en ontremmende lust bevorderende middelen van betwistbare medicule herkomst — zoals menig procesverbaal relateert. De Haagse dienders keken er van op. En dat doen en deden ze nu weer, in het Haagse, dat beslist in dit opzicht een reputatie te borgen heeft. In die stad achter de duinen wordt niet alleen Het Recht, De Vrede en De Veiligheid gediend.https://gerardstrijards.nl/martens-keuze-voor-den-haag-als-conferentie-oord/

Dat dacht u al. Maar dat blijkt nu toch weer eens ten overvloede. U zult dat niet in de officiële kondgevingen der sessies terugvinden. Maar dat vindt u ook niet in het belangwekkende slotdocument van genoemd Concilie. Canones et decreta sacrosancti eucumenici et generalis concilli Tridenti sub Paulo III Iulio III, Pio IIII Pontificis Max. celebrati Iuxta Exemplar Authenticum Romae MDLXIIII Editum Praeter nomina & suscriptiones patrum, variantes etiam lectiones & notas Chifflitii, accesserunt varia ad disciplinam ecclesiae Belgicae pertinentia, opera et studio Judoci Le Plat Antwerpiae ex architypographia Plantiniana MDCCLXXIX. Zo gaan deze zaken sedert onheugelijke tijden, zij het dat in Buurtschap 2005 toch meer mogelijk blijkt dan destijds een canonist zich redelijkerwijs kon voorstellen. Alles moet kunnen, bleek het Haagse devies. Vooral als het écht niet kon.