Het ligt dus voor de hand dat Nederland en Duitsland tezamen een gemeenschappelijk politieel grensbewakingsteam gaan vormen met grensoverschrijdende strafvorderlijke en bestuurlijke dwangbevoegdheden. Daarbij kan voorshands het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden van 2 maart 2005 als uitgangspunt gehanteerd worden mét de bijbehorende bijlagen.
Daarbij moet uitdrukkelijk bepaald worden dat de bevoegdheden ook gelden in de gevallen dat niet van den aanvang af bij de beoogde interventies een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestaat. En voorts dat tot de dwangbevoegdheden behoren, nadat is aangehouden en staande gehouden de bewaring van de vreemdeling voor onbepaalde tijd totdat diens identiteit en herkomst naar behoren is vastgesteld en tevens de precieze uitzetbaarheid is kunnen worden herleid uit eerdere reisbewegingen, gedragingen en communicaties die de vreemdeling heeft gevoerd of doen voeren.
Verder dat de vreemdeling tot iedere medewerking tot dat einde verplicht is. Zulks moet direct in artikel 2 waarin de doelstellingen van het verdrag zijn gedefinieerd duidelijk worden vastgesteld. In artikel 6 zullen de gezagsrelaties moeten worden gedefinieerd en de wijze waarop de ambtenaren die tot het samenwerkingsverband behoren en daarin hun bediening uitoefenen onder het gezag van de wederzijdse hogere autoriteiten van beide partijen zullen worden geplaatst. Dat moet gaan om politiële taken, waaronder de grensbewaking, het tegengaan van wederrechtelijke toegangsverschaffing, het in beslag nemen van de daarbij gebezigde vervoersmiddelen en het onttrekken daarvan aan het gebruik, het vreemdelingentoezicht in de ruimste zin van het woord en daaropvolgend verblijf, het beëindigen daarvan en het voortgezet detineren van de vreemdeling in directe aansluiting daarop.
Uiteraard alles in wederzijds overeenstemming van dat hoger gezag. Het is dus niet een zuiver strafvorderlijk verdrag. Verder, maar dat zal duidelijk zijn, is het een bilateraal klassiek verdrag met wederkerige extraterritoriale werkingsomvang. Een wederzijdse nationaal-soevereine taak. Dus geen kwestie die typische Brusselse bevoegdheden competeert, dat moet in de toelichting duidelijk zijn. Verder, dat deze bevoegdheden voortgezette grensoverschrijdende achtervolging impliceert. Hot pursuit dus, die afzonderlijke begripsbepaling vergt. Beide landen zullen ieder voor zich moeten voorzien in nationale uitvoeringswetgeving. Dat vereist het nationaal legaliteitsbeginsel. Het moet verder allemaal geregeld worden in één bilateraal verdrag.
Ik geef voor de kenners als algemeen kader op het samenvattend document van de Raad van de EU, te kennen onder: RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 23 september 2009 (06.10) (OR. en) 13598/09 COPEN 178 ENFOPOL 218 EUROJUST 55 EJN 35 het handboek voor gemeenschappelijke onderzoeksteams aan, dat Eurojust en Europol hebben opgesteld in het kader van hun gezamenlijk project gemeenschappelijk onderzoeksteam. Daaruit volgt mede dat het instellen van een gemeenschappelijk politieel team niet per definitie alleen nog een zaak van de Unie kan zijn, al zal de huidige oppositie daar stellig wel mee aankomen.
Omdat bij de organisatie van deze ontheemdenstroom – eigenlijk is die term veel adequater, omdat de meeste vreemdelingen geenszins hoogst individuele vervolging te duchten hebben in het land van herkomst – mensensmokkel- en mensenhandel organisaties deelnemen die de stroom bezigen voor zelfstandig criminele doeleinden, waaronder de smokkel van stoffen, goederen en zaken, die zelfstandige misdrijven opleveren, zoals de steeds meer florerende handel in cocaïne, strategische goederen en militaria, chemische substraten en elektronica zoals halfgeleiders.
Zeker in de connectie tussen Nederlandse internationale havenbekkens die (middellijk) deelachtig zijn aan de afgeleide Rijnvaartprivileges die bij voortgezette doorreis niet verder gevisiteerd mogen worden. Hierbij speelt een pervers samenspel tussen smokkelaars, overheden en hulpverleners op wier tussenkomst de smokkelaars al anticiperen bij het regelen van de transportfasen, het onderdak en de transportmiddelen, die steeds weer, nadat ze inbeslaggenomen werden, toch weer hergebruikt worden op de inmiddels beproefde routes.
De illegale vreemdeling betaalt de overtocht via zijn deelneming aan het smokkelen van de verboden stoffen, goederen en objecten en, nadat hij dat heeft gedaan tot bevrediging van de adressant, de afnemer, is hij verder in de macht van de overkoepelende organisatie die ook hem weer hergebruikt, bekend als hij is met de routes en de zwakke steeën daarin. Niet makkelijk om te vatten in zulk een bilateraal verdrag. Hetgeen kan verklaren waarom nog niet aanstonds ook een spoedwet kon worden ingediend. Dat had het kabinet kunnen zeggen.