Merkwaardig summier was de kerstvigilie gewijd aan de onbevlekte ontvangenis van Maria, de komende moeder Gods. Merkwaardig, omdat van de bezwangering van de vrouw eigenlijk in Braboland toch wel degelijk een probleem werd gemaakt, getuige die voorgeschreven kerkgang die ook nog eens het kerkblad werd aangekondigd als het even kon. Het kon weer niet, die gang, als publiekelijk ruchtbaar was dat er geen wettige vader aangewezen kon worden.
Want dan was het bastaardkind in zonde ontvangen en kon het niet eerder toegelaten worden tot de gemeenschap der strijdende kerk dan nadat het daartoe een belijdenis had afgelegd die de twaalf artikelen des Geloofs had omvat, zulks met voorbedachten en welberaden raad. Zoiets werd daar in Strijp druk besproken. Het bevestigde deswege ook de instinctmatige opvatting van mijn moeder dat men aan de geslachtsdaad wel degelijk een verontreinigende dimensie toedacht.
In die vigiliemis, waar ook nogal wat omslag in liturgische paramenten voor nodig was, werd herdacht dat Christus niet verwekt was bij Maria door Joseph. Een Engel had Maria geboodschapt – die term was belangrijk, het ging niet om een schrijven dat door een beambte van de Post Telegraaf en Telefoondienst werd uitgereikt – dat zij zou ontvangen vanwege de Heilige Geest. Zo stond het in de Evangelietekst bij Mattheüs I, 18-21. De dag vóór kerstmis zelf moest daarvoor een hoogmis opgedragen worden in het wit.
Dat wilde zeggen dat de priester een wit kazuifel aantoog. Het opperkleed dus van de Romeinse rondreizende politierechter in Barbaars gebied. Maar in de Theresiakerk werd dan ook rondom het hoogaltaar met daverend geraas een enorm zijden gordijn in de absiswand getrokken. Dat was uiterst plechtig en was ook een bewijs van grote parochiële welstand, want dat had niet iedere kerk. Dat gordijn was spuugduur geweest en speciaal gemaakt door De Beers Tilburgse Textielfabrieken & Magazijnen. Onze pastoor was uit die familie en hij kon wel een veer wegblazen.
Dat moest iedereen goed weten, want op deze dag werd nu ook te Rome in de enorme kerk gewijd aan Maria de Meerdere (Santa Maria Maggiore) op vergelijkbare wijze voor die dag van miskleur veranderd. De blankheid wees op de ongereptheid van Maria, maar daarmee werd bedoeld dat Maria geen deelhad aan de erfzonde. En iedere andere vrouw wel, hoe heilig dat ze ook geleefd had en trachtte te leven. Het bevestigde mijn moeder weer in de opvatting dat de kerk enerzijds die voortplantingsdaad voorschreef maar anderzijds deze toch als zondig bleef afwijzen. Joseph had, toen hij erachter kwam dat Maria zwanger was toen ze ten huwelijk was gegeven, in stilte van haar willen scheiden.
Er was dus, concludeerde moeder hardnekkig, iets loos met die echtvereniging in fysieke zin. Dat liet zij zich niet afstrijden. En daardoor kwam Kerstmis als liturgie toch bepaald in een merkwaardig vals licht te staan. Ze schreef erover in het blad “Contact”, waarover mijn vader de hoofredactie voerde zonder dat hij het ooit las. Dat was het parochiële krantje van de Teresiaparochie en de parochie gewijd aan Maria Regina. Er kwam natuurlijk een hoop gelazer van. In “Het Patronaat” werd de hoofdredacteur door het kerkbestuur ter verantwoording geroepen.
Maar omdat hij dat krantje nooit een blik waardig keurde kwam zijn verweer niet gans goed uit de verf. Hij zat er wel mee, omdat hij net een monopolie had weten los te peuteren op de schoolongevallenverzekeringen in de wijk voor de Lagere Bijzondere Scholen. Dus de katholieke. Er waren geen andere. Dat privileges was waardevol gelet op de kinderrijkdom van Strijp in deze baby boomjaren. Bij mijn moeder was geen verdere explicatie verkrijgbaar. Toch bleef dat monopolie in stand, al kon niet ontkend worden dat de hoofredacteur editorials toeliet die op gespannen voet stonden met de positieve geloofsleer.
Aangezien evenwel de bemiddelende onderwijzers Goudse Kazen kregen uitgereikt bij de verwerving van een zeker aantal polissen bleef de zaak rechtsaanhangig tot op heden. Ik begreep toen al dat er een verschil bestaat tussen het Roomse Geloof en de Roomse Zaak. Ook en juist met kerstmis waarin zoveel nevelen de mythen verhullen die het bestaan zo toverachtig maken, vooral in de Bredalaan waar bij bakker Gerrits een kerststal stond met gekleurde lichtjes die in de verte door de misten in de ochtend merkwaardige protuberansen kregen. Ik kon er, op weg naar het Klooster, gerust op koersen.