Moeilijkheden voor Berts loopbaan

Bert was nog een broekie toen het kabinet Drees-Van Schaick definitief besloot dat hij de Nederlandse rechter zou worden in het Internationale Militaire Tribunaal te Tokio, opgericht bij legerorder vanwege de Amerikaanse opperbevelhebber Douglas McArthur. Daarin was aangesloten bij de instrumenten waarop de rechtsmacht van het Neurenbergse Internationale Militair Tribunaal was gegrond, alleen hadden die een uitdrukkelijke positieve basis – in de vorm van een machtiging tot het opstellen van aanvullend procesrecht aan dat Tribunaal  — in een multilateraal verdrag, de Declaration of St James’ Palace. Met het Tribunaal in Tokio was dat niet het geval. Daar was een eenzijdige legerorder van de opperbevelhebber in de Amerikaanse sector voldoende gevonden, ook voor de machtiging om het procesrecht aan te vullen, uit te werken en eventueel te amenderen. Bert gold als ongeschreven blad. Ook enigszins kleurloos. Een midstream guy. Geen lastpost, had Washington gezegd. Hij was gepromoveerd op een niet-controversieel en op dat moment ongepolitiseerd onderwerp — de wetgeving tegen de zoogenaamde beroeps- en gewoontemisdadigers — was privaat docent geweest en buitengewoon hoogleraar aan het Criminologisch Instituut te Utrecht.

 

Hij moest nog carrière maken. Binnen de rechterlijke macht of de wetenschap. Dat maakte hem aanstuurbaar. Deze soort benoemingen waren afhankelijk van de Rijksoverheid. Bert had geen politieke ambities op dat moment en was bepaald geen cosmopoliet. Hij was nogal eenzaam in Tokio. Zijn Angelsaksische broeders in het Tribunaal vonden Nederlanders het aanzien niet waard. Nederland had zich destijds, op 8 maart 1942, willoos overgegeven aan de Japanners en had geen defensie meer die op dat moment in die sector en maritieme regio nog naam kon hebben. De Russen werden gemeden, ook door Bert, want wat die nog van plan waren in het oosten van hun ontzagwekkende land was de Angelsaksen bepaald onduidelijk. Washington en Whitehall vreesden dat de Russen nog kwalijke annexatoire plannen hadden en waren al schizoïde aan het anticiperen op de komende Koude oorlog die Churchill in zijn IJzeren Gordijnrede zou gaan uitroepen. De Fulton Speech van 5 maart 1946 aan een universiteit in die plaats te Missouri (USA) wond er geen doekjes om: From Stettin in the Baltic to Trieste in the Adriatic an “iron curtain” has descended across the Continent. Behind that line lie all the ancient states of Central and Eastern Europe (…) in what I must call the Soviet sphere, and are all subject, in one form or another, not only to Soviet influence but a very high and in some cases increasing measure of control from Moscow.” Het maakte, tekende Bert aan, het raadkameroverleg in Tokio er niet bepaald soepeler op.

De leden van het Internationaal Militair Tribunaal te Tokio. Röling bovenaan, achterste rij, tweede van links. Hij draagt de hooglerarentoga uit Utrecht.

De Angelsaksen daarin kregen voortdurend instructies vanuit hun hoofdsteden. Er moest kort spel met het geding gemaakt worden. De rechters moesten één blok vormen. Geen gezanik in afwijkende rechtsoverwegingen en geen gepubliceerde dissenting opinions. Geen uitwijdingen over de Westerse koloniale politiek, geen beschouwingen over de rechtmatigheden in Japanse geopolitieke claims. En ook niet over de begrijpelijkheden die daaraan wellicht ten grondslag zouden kunnen worden gedacht. Net op het moment, dat Bert juist die begrijpelijkheden enigszins tot de zijne begon te maken. Blanco van ziel als hij was, overtuigd van eigen onafhankelijkheid en die van alle collegae, ook al deelden ze in een andere rechtstraditie, bracht hij ze toch naar voren in uitgebreide en soms wat kromtalige nota’s. Zijn Engels was niet best. Zijn Frans en Duits wel, maar daar had hij niet veel aan. Zo was nu eenmaal het vooroorlogse voortgezette middelbare onderwijs dat hij genoten had geweest. Zijn Angelsaksische collegae wezen hem terecht. Zijn zinsbouw deugde niet en hij gebruikte in de common law ongebruikelijke onderscheidingen tussen daderschap, schuldvormen, verwijtbaarheid en mens rea. Hij snapte ook niet veel van de onvoltooide deelnemingsconstructies “conspiracy” en “waging or planning”. En Bert daasde te veel door op een rigide legaliteitsbegrip. Bert ging tegen het beraad opzien. De sfeer werd geprikkelder. Collegae gingen hem negeren bij het rondzenden van conceptbeslissingen.  Bert zocht steun bij het kabinet. Thuis. In Den Haag. Dat had hij nou niet moeten doen, werkelijk niet. Den Haag was diep onder de indruk van de magistrale Fulton-rede. Het Westen moest zich op die lijn harden. Het was ieder verstandig mens duidelijk waar Het Kremlin op uit was. Zelfs deze rechter in dat Militaire Tribunaal, die beide handen mocht dicht knijpen dat hij dit eervolle ambt mocht bekleden. Bert bleek hardleers en gaf toch ruchtbaarheid aan zijn afwijkende opinies, al ging hij daarbij volgens zijn Japanse vriendinnen niet ver genoeg. Tokio zag nu heel goed hoe onafhankelijk die westerse rechters wel waren. Die Röling moest immers te zijner tijd terug? Hij moest nog klimmen in de rangen. Dan kon hij beter niet te obstinaat zijn jegens zijn overheid. Dat was toch dat kabinet dat Churchill chalereus in Den Haag had ontvangen? De Russen zagen ook belangstellend toe op de isolatie van Bert. Die liep steeds schuchterder de recepties af.