Nederlands Neutraliteit II

Er is de hardnekkige suggestie dat Nederland bereid was, in 1940, om Noord-Brabant te doen gebruiken door het Zesde Leger van Duitsland als opmarsgebied ter omtrekking van Parijs. De opperbevelhebber Reynders wilde, op grond van de neutraliteitspolitiek, ten Oosten van Eindhoven in de Peel-Raamstelling een hardnekkige verdediging doen voeren. Tegen de Duitsers. Hij concentreerde daar derhalve het Derde Legerkorps, de Peeldivisie en de Lichte Divisie. Zijn stelling zou reiken tot aan de Belgische grens. Weliswaar was daar er niet onmiddellijk aansluiting bij de Belgische verdedigingslinie. Die lag achter het Albertkanaal, veertig kilometer landinwaarts België  in.

Maar dat “gat” zou als de Duitsers aan zouden vallen snel gedicht kunnen worden door Lichte Divisie, die immers mobiel was en de Belgische Infanterie. Reynders bereidde zich voor om in de Peel-Raamstelling zware slag aan te nemen. Hij zette daartoe de middelen in. Dat die — achteraf — per definitie ontoereikend zouden zijn geweest hád Reynders kunnen weten. Maar hij wist het niet en ging ervan uit dat hij het wel een week zou kunnen uithouden. In die tussentijd zou Gamelin, de Franse Generalissimo, kunnen oprukken met diens VIIe leger en Nederland én Belgen te hulp kunnen komen. De Duitsers zouden dan “Operation Gelb” niet planmatig kunnen uitvoeren.  Gamelin stemde erin toe, wanneer Nederland aangevallen zou zijn, zijn VIIe leger noordwaarts te zenden. Dat was zijn strategische reserve. Zou die ingezet zijn, dan had hij, mocht elders een doorbraak plaatsvinden geen toereikende troepen meer hebben. Dat risico nam hij.

Het was duidelijk dat die slag Eindhoven grotendeels zou verwoesten. Dat mishaagde Ir Otten, de schoonzoon van Gerard Philips: de fabrieken zouden eraan gaan. Hij trachtte Reynders van zijn verdedigingsplannen af te zien, maar te vergeefs. Hij was goed bekend met de Minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens en die van Oorlog, Dijxhoorn. Hij wees hen op de incompetentie van Reynders en drong aan op vervanging van deze door de Generaal Winkelman, die hij had ingehuurd in 1935 als algemeen civiel veiligheidsexpert in verband met de naderende oorlog. De historicus Metze heeft daarover in diverse artikelen en monografieën al het een en ander ten beste gegeven.

Winkelman was voortijdig in 1933 ontslagen als Generaal-Majoor bij het Nederlandse Leger wegens een persoonlijk conflict met de Luitenant-Generaal Roëll, Commandant Veldleger. Reynders had nadien de functie gekregen van chef-staf der Generale Staf, een functie die Winkelman was toegezegd. Otten had Winkelman leren waarderen als logisticus en organisator en leren herkennen als een weinig geverseerd strateeg. Winkelman was Philipsman geworden.

Ottens toeleg slaagde. Reynders werd geamoveerd in februari 1940 en Winkelman kwam in diens plaats. Hij reduceerde onmiddellijk de Peel-Raamstelling tot een plaats waar vertragende gevechten zouden worden gevoerd. De Lichte Divisie zou bij contact terugtrekken achter de Zuid-Willemsvaart. Het Derde Legerkorps zou geconcentreerd worden rond Den Bosch, om terug te vallen op de Vesting Holland. Gamelin werd niet op de hoogte gesteld.

Otten duchtte dat deze, als Generalissimo, op Dijxhoorn — aan wie hij nog les had gegeven — zoveel druk zou uitoefenen dat deze Winkelman zou terugfluiten. De Peel-Raamstelling werd opgerold en omtrokken op de eerste oorlogsdag in mei 1940. Het Zesde Leger kon ongehinderd zich doortocht banen en de enige weerstand van enige betekenis werd geboden vanachter het Albertkanaal.

Als dit alles met voordacht is ingecalculeerd door Van Kleffens en Winkelman, kan men bezwaarlijk volhouden dat Nederland “neutraal” was in de voorgaande maanden. Maar de vraag is:  is Ottens interventie bewijsbaar? Ik weet dat Gamelin tijdens het Riom-proces tijdens de Vichy-periode in 1942 en tijdens het grote zuiveringsproces in 1946 heeft gewezen op het verraad van Nederlandse zijde. Hij zette het VIIe Leger in en dat kwam terecht in een militair luchtledig, waar zelfs de wegen niet meer begaanbaar waren voor vanuit het zuiden optrekkende troepen. Allemaal de schuld van Winkelman. Daardoor raakte hij de strategische reserve kwijt en kon hij het Duitse Leger bij Sedan niet tegenhouden. Maar Gamelin hád wat uit te leggen en moest zich verdedigen. Hij stond daar niet om de schuld van Winkelman wettig en overtuigend te bewijzen. Hij stond daar om zichzelf vrij te pleiten.

Ik ben nu, in het kader van mijn onderzoek, benieuwd of iemand die bekend is met de facta et gesta van Philips in genoemde periode(n) mij zou kunnen wijzen op bronnen die de zienswijzen die Roëll tegen de strategie van Winkelman heeft ontwikkeld documentair zouden kunnen steunen. Roëll heeft al tijdens de bezettingsjaren op de nefaste strategie van Winkelman gewezen. Gerretson en Groeninx van Zoelen hebben die zienswijze ondersteund in diverse pamfletten. Maar dat zijn algemene en vage opinies. Dat zijn geen objectiveerbare bewijsmiddelen. Dr Metze was van mening, dat ik die zeker niet zou vinden in de Philips-archieven. Over die van de oude afdeling GS III zou ik kunnen beschikken.

Veel méér dan een voetnoot zal het Peel-Raam-debacle in mijn voordracht en publicatie niet zijn, maar ook een voetnoot moet objectiveerbaar zijn. Ik ben er inmiddels wel achter, dat Nederland in de Eerste Wereldoorlog helemaal niet zo neutraal was als het graag beweert. Dat zal ik uitvoerig larderen met voorbeelden. Het was veel meer pro-Duits. Het kabinet calculeerde dat de Engelsen daar in het algemeen geen ernstig punt zouden maken, omdat anders de kolonieën wel eens genaast zouden kunnen worden, wanneer Engeland vijand van Nederland was geworden. Daar zat enorm veel olie en dat was onontbeerlijk voor de vaart van de superslagschepen. Van Engeland. Japan had die ook, en dat was een zeer onbetrouwbare geallieerde. Toen al. Philips exporteerde destijds doodleuk electronica naar Rusland en Duitsland, ondermeer voor mobiele (loodzware) zendapparatuur.