Nederlands neutraliteit III

Nederland heeft eigenlijk nooit anders gedaan dan een neutraliteitspositie te koesteren in alle mondiale conflicten waarmee het sedert 1585 verwikkeld werd. Het voerde wel oorlogen. Zeker, omdat andere mogendheden Nederland dat opsolferden. Maar het verklaarde nooit eenzijdig een mogendheid de oorlog. Niet, omdat de Staten-Generaal dat niet wilden. Maar omdat de topambtenaar die feitelijk de buitenlandse politiek voerde, de raadpensionaris van de Staten van Holland, die eigenlijk het baantje van minister van buitenlandse betrekkingen als nevenbetrekking erbij deed, meteen in zag dat de staat deze positionering via een oorlogsverklaring nooit zelfstandig militair kon waarmaken. Het kon óf een zeeoorlog voeren. Of het kon een landoorlog beginnen.

Maar het kon niet beide militaire activiteiten tegelijkertijd ontwikkelen. Het moest altijd kiezen. Dat zag Johan van Oldenbarneveldt, onze eerste premier – de term is evenwel een anachronisme omdat in dat jaar zich nog geen intern geregeld staatsverband had ontwikkeld tussen de zeven gewesten of provinciën – in 1585 verrekte goed in. In dat jaar wist Johan voor de diplomaten die namens de Staten-Generaal met Frankrijk en Engeland gingen onderhandelen een titulatuur te bemachtigen, die aangaf dat zij handelen voor een soeverein lichaam bestaande uit meerdere personen die onderling een defensie-alliantie hadden gesloten. Frankrijk was bereid dat lichaam aan te merken als “haute puissance”.

Hoogmogend. Serenissima. Zo noemde men het regeringslichaam van Venetië dat óók soeverein geacht werd als stadsstaat ook. Dat was volkerenrechtelijk aanvaard. Dus die vreemde boerse poldersnuiters in hun vergadering van aandeelhouders mochten dan ook een dergelijke titel of aanduiding claimen. Hendrik van Navarra, de Franse koning zat er niet mee. Elisabeth I van Engeland wel. Die had flink de pest aan de Hollanders omdat zij haar gezanten onopzettelijk onbeschoft behandelden. Het waren klootzakken zonder enige opvoeding of beschaving. Maar omdat Elisabeth alle reden had om de Spaanse Armada te duchten en omdat haar oorlogsvloot weinig massale operabiliteit in volle zee ontwikkelde accepteerde ze zuchtend die titulatuur óók. Frankrijk en Engeland hadden de Hollandse oorlogsvloot, bestaand uit stabiele wendbare fluiten die in volle linie massaal salvo-vuur baks konden blijven geven ook als werd gewend bij de staag, bitterhard nodig.

Ze wilden deze vloot inzetten in hun alliantie tegen Spanje en stapten dus over allerlei protocollaire moeilijkheden heen. Dat deden ze met vrucht. Spanje werd de oceanen uitgejaagd. Niet door de Hollanders, maar eigenlijk door de noordwesterstormen waardoor de Armada uiteen werd geslagen en overal op riffen liep. De Hollanders moesten nadien géén grote bek hebben, besloten Frankrijk en Engeland, want wat hun statuur nu eigenlijk was, dat stond ze niet helder voor de geest. Ze konden als staat stellig geen oorlog verklaren, dat was een brug te ver. Dat was een te directe uitdrukking van het zwaardmacht monopolie, dat vraten Parijs en Londen in dit stadium niet. Dat wilde Johan ook niet.

Onder geen beding. Hij wilde vrede. Als feitelijke toestand. Op het continent van West-Europa. Niet daarbuiten. Daar mocht best oorlog gevoerd worden. Maar door een vennootschap die daartoe gemachtigd zou worden bij een wetsbesluit. De Verenigde Oost-Indische Compagnie. Die kreeg die bevoegdheid in 1602. Dat zagen Parijs en Londen met verbazing aan. Kon die vennootschap oorlog verklaren, waaraan dat Holland niet gebonden was? Johan zat er niet mee. Hij claimde dat zijn Mogendheid – Hunne Hoogmogenden – in West-Europa voortaan gewapend neutraal zou blijven. Jegens staten die geweldshandelingen met soevereiniteitspretenties wilden ondernemen op dat continent.

Als deze handelingen ook gericht zou zijn tegen het grondgebied van zijn Mogendheid, dan zou hij deze handelingen aanvaarden als rechtsgrond voor militaire tegenweer. Maar hij zou die geweldshandelingen zelf nooit doen beginnen. Wel oorlogsaanvaarding. Geen oorlogsverklaring. Dat zou de neutraliteitspositie worden voor die Mogendheid die de estuaria van Schelde, Maas en Rijn effectief kon beheersen. Die positie zou Nederland blijven houden tot aan 1940. Met veel gewin. Wel zou het oorlog voeren, maar altijd in geallieerd verband, waaraan het deelnam.

Niet uit principe. Maar eigenlijk uit doordachte onmacht. Het kon niet veel anders. Alle verdragen, die deze Mogendheid wellicht zouden verwikkelen in interstatelijke geweldshandelingen met soevereiniteitsoogmerken, werden vanuit die onmacht gesloten. Dat maakten de diplomaten van deze Mogendheid ook steeds duidelijk. Ze waren Hoogmogend. Maar vermochten op dit vlak weinig. Er is één uitzondering op deze politiek. De inleidende wapenroep die de mobilisatie beoogde voor het voeren van het kluchtige bedrijf dat in Nederland bekend staat als de Tiendaagse Veldtogt.