Nicolaas’ keuze voor Den Haag

Over Nicolaas’ karakter en geestesstructuur zijn boekenkasten vol geschreven. Hij leefde immers op een voor Europa cruciaal moment op het toppunt van zijn monarchale macht, waarmee hij zo opvallend weinig mee scheen te kunnen aanvangen. Na 1900 zou het met Nicolaas en zijn dynastie eigenlijk alleen maar bergafwaarts gaan. Hij verloor gaandeweg de greep op zijn omgeving, zijn politieke binnenlandse positie en de verhoudingen met de grotere mogendheden. Daaronder hoorde Nederland niet. Nicolaas beschouwde Nederland als een wat inerte en raadselachtige monarchie, eigenlijk net zo raadselachtig als hij zelf. Wilhelmina hoorde tot zijn Huis als achternicht. Haar grootvader, Willem II, was immers getrouwd geweest met Anna Palowna Romanow.

Friedrich Frommhold (von) Martens of Frédéric de Martens (eigenlijk: Fyodor Fyodorovich Martens) (1845-1909), extraordinarius volkerenrecht aan de universiteit van Sint Petersburg en buitengewoon raadadviseur van Nicolaas II

Daaraan hechtte Nicolaas bijzonder, overtuigd als hij was van de idee dat monarchen, regerend bij Gods gratie, bijzondere inzichten bezaten over ’s werelds gang binnen het Heilsgeschiedenis die een christelijke God de Vader aan het ontwikkelen was. Zijn monarchale medeheersers op de Britse, Duitse en Oostenrijkse tronen dachten er bepaald niet anders over, al moet het ook hun te denken hebben gegeven, zou een mens zeggen, dat hun gekroonde collegae ieder afzonderlijk uit deze Heilsgeschiedenis, voor zover deze zich al voltrokken had, andere conclusies trokken, die niet tot elkaar herleidbaar waren. Ze heersten alle dan ook over een door die Vader uitverkoren volk dat tot de hoogste bestemming in het Heilsplan geroepen was. Dat moest uiteraard tot onderlinge spanningen leiden, die deze vorsten pas zouden kunnen temporiseren en dus relativeren, als ze het axioma los zouden laten dat juist hún volk of natie het exclusief uitverkorene was. Hetgeen ze geen van alle deden, geen denken aan.

Nicolaas had uitstekende raadslieden in zijn directe omgeving, die hem tegenspraken en adviezen voorlegden, die hij liever niet tot zich liet doordringen. Hij had verder ook bekwame ministers. Al waren er dat niet veel. Hij werd omringd door intrigerende hovelingen die alleen op eigen belang uit waren. Dat had Nicolaas gemeen met al die andere gekroonde staatshoofden. Wat hem onderscheidde was zijn ultieme pathologische besluiteloosheid. Ja, hij leek echt veel op Hamlet. Hij had enorme faalangst, gelijk deze Deense machteloze koningszoon, die Shakespeare zo onnavolgbaar gestalte weet te geven, zó, dat hij ook heden ten dage nog boeit. Nicolaas wilde alles echt goed doen. Maar wie beslissingen neemt, kan fouten maken. Uitstellen lijkt dan de beste optie. Dan maak je geen concrete fouten. Je laadt een Lebensführungsschuld op je, door steeds maar uit te stellen, en dat is dan, achteraf bezien, je meest doorslaggevende fout geweest.

Daarom koos Nicolaas voor Den Haag met zijn prille aanvallige koninginnetje dat net de troon bestegen had. Ze was nog vlekkeloos, ze scheen blanco, ze leek beïnvloedbaar. Daarom was haar hof de geschiktste entourage voor een conferentie tot codificatie van het stellig volkerenrecht over het recht om een oorlog te voeren – het ius ad bellum —  en te beëindigen, het humanitaire recht gedurende oorlog – het ius in bello — en het supranationaal arbitreren van rechtsvraagstukken die uit beide rechtstoestanden voortvloeiden. De Russische hoogleraar in het volkerenrecht Frederic de Martens ried daarom deze stad achter de blonde duinen aan. Hij kende Den Haag. Hij was expert voor Rusland geweest tijdens twee conferenties over de codificatie van het internationale privaatrecht.

Hem was opgevallen dat de Nederlanders logistiek uitmuntende gastheren waren, dat ze taalvaardig waren en polyglot, vooral in het eigengemaakte Haagsche Frans,  dat ze zich niet op de voorgrond drongen en vooral dat ze discreet waren als de afgevaardigden zich te buiten gingen aan erotisch divertissement van divers gehalte en drank(mis)bruik. Er kwam nooit iets van in de kranten. Dat was vooral te danken – of te wijten – aan de Heer Van Karnebeek senior, die op dit punt een uitmuntende regisseur leek, juist als er buitengemeen veel te verheimelijken bleek. Verder was Nederland een middelgrote koloniale mogendheid die wat defensiewezen nauwelijks de eigen souspantalon kon ophouden, geen imperiale ambities had – zoals België op dat moment – terwijl het verkrampt vast hield aan de eigen gewapende neutraliteit op alle fronten. Nicolaas hoorde het uitdrukkingsloos aan, zoals zijn gewoonte was. De Martens was de laatste die Nicolaas erover sprak. De Tsaar wees deswege Den Haag aan als plaats van samenkomst.