Noodwet

Steeds heeft de PVV bepleit dat een pakket van urgente noodmaatregelen tegen de onbeheersbare asielinstroom vervat zou moeten worden in een noodwet ingevolge de artikelen 110 en 11 van de huidige Vreemdelingenwet. Daarmee beoogde hij tijdelijke wetsbesluiten te slaan zonder gemeen overleg met de twee kamers van de Staten-Generaal. Dat was en is begrijpelijk.

Deze maatregelen zijn thans te meer noodzakelijk nu heel Europa dat gebukt gaat onder deze en dergelijke volksverhuizingen uit conflictgebieden en destabilisatie-oorden naar demografische integriteit bedreigd wordt, voor zover het gaat om de borging van de bestaanszekerheid, de sluitende rechtshandhaving in het publieke domein en de effectiviteit van de collectieve sector.

De verzorgingsstaat wordt afgebroken tot in de funderingen en kruipruimtes als de centrale fondsvormingen via consequente en bestendige premieafdrachten geheel worden uitgeput door de toelating van illegalen die nooit een cent hebben kunnen bijdragen en zulks ook niet van plan zijn. Een onomstotelijk feit dat, zij het en passant, ook erkend wordt door de leiders van de oppositie Timmermans en Jetten. En dát ze dat doen is overtuigend bewijs dat het al veel te laat is om dat tij te keren.

De oppositie in de Tweede Kamer zal deze en dergelijke maatregelen blijvend vertragen, frustreren en compliceren door steeds weer kwesties commissoriaal te blijven maken voor onderzoeken die uitmonden in nietszeggende rapportages waarin de diagnoses wel erkend worden maar de congruente therapieën niet. D66 en de PVDA hebben er nu ruime ervaring in. De scenario’s liggen klaar. Dat Wilders zijn wetsvoorstellen daaraan niet wilde blootstellen is veelszins begrijpelijk.

En deze partijen, samen met Groen Links, hebben ook onvoorstelbaar veel politiek prestige in dit charadespel geïnvesteerd waarmee ze ten behoeve van hun achterban allerlei ambten, aanstellingen en opdrachten hebben weten te genereren, waaruit allen werden geweerd die wellicht het aanmerkelijk risico konden opleveren van effectieve, dus onweerlegbare tegenspraak. Die achterban stuwt deze Kamerleden voort ter behoud van hun onmiskenbare privileges zonder enige democratische legitimatie.

De Eerste Kamer, die steeds vaker een herhaling blijkt op te leveren van de handelingen die de Tweede Kamer zich in dat opzicht blijft veroorloven brengt ook in dit opzicht een zelfs niet meer contrapuntisch da capo ten gehore. Het herhalingsthema is te beluisteren in de toonzetting van de motie-Rosenmöller waarin deze senator deze Kamer wist te verenigen in een verzet bij voorraad en in blanco tegen iedere wetsvoordracht gebaseerd op de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet.

Het gaat om Handelingen I stuknummer 36.600, A, Motie-Rosenmöller (GroenLinks-PvdA) c.s. over onwenselijkheid om artikel 111 Vreemdelingenwet in werking te stellen. In deze motie spreekt de Kamer uit dat het voornemen van het kabinet om artikel 111 Vreemdelingenwet in werking te stellen onwenselijk is, en dus een plan b noodzakelijk is. In deze motie wordt de regering verzocht deze uitspraak mee te wegen in haar verdere besluitvorming. Dat gebeurde bij de Algemene Politieke beschouwingen op 8 oktober jongstleden. De motie werd aangenomen. Op 8 oktober 2024 na stemming bij zitten en opstaan. PVV, FVD, VVD, JA21, BBB, 50PLUS stemden tegen. De motie moet nog uitgevoerd worden en zweeft naar werkingsomvang nog in het politieke circuit rond.

Het significante is dat de rechtsoverwegingen ervan niets inhouden over de aard en strekking van de eventuele operatieve artikelen in een eventuele voordracht van een dergelijke Algemene Maatregel van Bestuur aan de Kroon. De Raad van State gehoord. De Eerste Kamer deelt den volke als het ware mede dat, wat er van de substantieve inhoud ook mocht wezen, zij niet bereid is tot het voeren van het mogelijk gemeen overleg dat de Grondwet niettemin toch plichtmatig voorschrijft enkel na zeker tijdsverloop na bekendmaking en inwerkingtreden van het wetsbesluit.

Deze Kamer wil niet meer praten over zulk noodrecht, omdat zij die nood nu voor alsdan niet wenst aan te nemen, zelfs niet – moet men toch veronderstellen – als andere buurstaten dergelijke noodmaatregelen wel degelijk effectief aan het uitvoeren zijn, ten laste van Nederland. Het lijkt verbazend. Het is echter voor de hand liggend: de Grondwet komt onze Chambre de Réflection tijdelijk even niet uit. En dat zij de Grondwet stelselmatig ziet als een merkwaardige codificatie van mogelijke constitutionele werkhypotheses die constitutioneel opportuniteitshalve ook best terzijde gesteld kunnen worden – ook zonder motie – daarvan heeft deze senaat al in het jongste verleden vaker gewaagd.

Ik herhaal dat de artikelen 110 en 111, zij het met andere nummeringen, ook al voorkwamen in de oude Vreemdelingenwet-1965 en dat zij geenszins zien op natuurrampen als overstromingen, aardverschuivingen of oorlogssituaties. Deze artikelen werden in augustus 1914 noodzakelijk geacht toen duidelijk werd aan de toenmalige regering dat bijna één miljoen ontheemden zich vanuit het zuiden opmaakte om naar het noorden te trekken teneinde daar het vege lijf te redden voor de aanstormende Duitse infanterie-eenheden die zich niets meer aantrokken van het Landoorlogreglement-1907 nopens de humanitaire minima waaraan mobiele veldlegers zich bij bezetting te houden hadden. Het kabinet-Cort van der Linden kende de opmarsstrategie van de drie Duitse legergroepen door België ter dege.

Het beruchte Von Schlieffenplan. Waarbij stelselmatige directe terreur door collectieve gijzeling van de burgerbevolking integrerend tactisch onderdeel uitmaakte. Zie de rampen te Leuven, Oudenaarde, Dendermonde, Dinant en Namen. Bekwaam georkestreerd. Door de opperste legerleiding te Berlijn. Cort liet dus een apart Vreemdelingenbesluit slaan door de Kroon waarin dergelijke noodmaatregelen werden voorzien, in werking tredend terstond na bekendmaking en zonder overgangsbepalingen.

Je kunt de Duitsers veel verwijten. Maar een natuurramp waren en zijn ze niet. Wellicht zouden ze dat desgevallend wel willen. De Hunnen en Teutonen gingen hen in deze aspiraties voor. Maar zo ver is de mensheid toch nog niet afgezakt. Al werkt ze er wel aan. Wilders kan deswege bezwaarlijk verweten worden dat hij in dit opzicht de Vreemdelingenwet-2000 misbruikt als generieke machtigingswet. Dat thema zal echter blijven naklinken, wat het kabinet-Schoof ook verder moge beramen in deze portefeuille.