Pieters parlementaire nalatenschap

Pieter Omtzigt heeft als Kamerlid steeds gehamerd op dat parlementaire budgetrecht. De regering moet alle uitgaven die zij voornemens is te doen bij wetsontwerp aanmelden bij de volksvertegenwoordiging. Goed, er zijn momenten dat die regering in noodtoestand tevoren kosten moet maken die ze naderhand verantwoordt bij afzonderlijk wetsontwerp of bij nota van wijziging op een nog aanhangig wetsvoorstel dat aldus geamendeerd wordt met terugwerkende kracht. Maar zo toont Omtzigt aan, dat moet hoogst uitzonderlijk zijn.

Want de belastingbetaler heeft volgens alle westerse constitutionele tradities het recht dat zijn vertegenwoordiger akkoord gaat met een bepaalde gevoteerde post zodat hij niet structureel voor voldongen feiten wordt gesteld. Dat was inderdaad de reden, dat Thorbecke de ministeriële verantwoordelijkheid in politieke en strafrechtelijke zin invoerde. Omdat de Koning posten opvoerde die leidden tot een deficit van 2200 miljoen Rijnlandse guldens die achteraf aan de belastingbetalers in rekening werden bij gebracht door accijnsverhogingen of door een aanslag op vermogen en inkomen. De Koning kon zelfs niet precies meer opgeven waar hij die kosten had gemaakt bij de oorlogen op Java en met België.

Omdat dat wapengeweld ook hem had overvallen en omdat hij steeds maar nieuwe lichtingen moest inzetten. Dat mocht niet nog eens gebeuren.  Indien dat wel zou geschieden, zei Thor, dan moet de bewindspersoon onder wiens beheer dat geschiedde er voor bloeden: dat gebeurt in Groot-Brittannië óók en dat is het sluitstuk van de parlementaire democratie. Dat systeem, zei Omtzigt, dat moet nu over de volle omvang hersteld worden, want Rutte heeft er maar een slinger aan gegeven samen met Hugo de Jonge, Hoekstra, Ollongren en Kaag.

Ook bij het deelnemen aan oorlogshandelingen in het Oekraïne-conflict door wapenleveranties en personele facilitaties die al in de miljoenen lopen. Nu is er een opsomming geweest ter gelegenheid van de formatie van de departementale tekorten, die zonder twijfel nog zijn opgehoogd ook omdat sommige departementen desiderata hebben opgevoerd voor de naaste toekomst en daarom doen of hun middelen uitgeput zijn. Je wéét maar nooit. Wat gebeurt er, als ik, Omtzigt, op basis van deze stukken zomaar verder ga met het formatie-overleg, terwijl ik steeds volhield, zéker toen ik eenpitter was, dat het inconstitutioneel was om posten op te voeren en te delgen zonder wettelijke overeenstemming met de Tweede Kamer. Deze stukken, waarin essentialia zijn zwartgelakt, zijn voor mij in dit verband niet te toetsen. Terwijl daarin vermoedelijk veel verantwoordelijkheden schuilgaan van de destijds regerende bewindslieden.

Waarbij de ambtenaren die deze posten formuleerden en tentatief rechtvaardigden – zonder zulks in de vorm van een wetsvoorstel te doen – ook nog eens kunnen gelden als noodzakelijke deelnemers aan wellicht onverantwoordbare uitgaven? Denk even aan de deal met de heer Sywert van Lienden, waarvan we nu nog steeds niets van weten wat de hoed en de rand aangaat? Dat akkevietje staat niet op zichzelf, dat gelooft ook niemand meer. De andere partijen hebben in dit opzicht óf geen toereikende expertise — dat geven ze nog toe óók, helaas – of ze hebben volledig meegedaan als regeringspartij. De VVD.

Dat kan Omtzigt niet laten passeren, want zuiverheid in deze verantwoordingsplichten heeft hij altijd gepretendeerd. Het is vermoedelijk ook het cement dat zijn partij van het Nieuwe Sociaal Contract overeind houdt. Dat weten de topambtenaren ook wel. Struikelt de formatie, dan is doomsday voorlopig afbesteld. En dat van uitstel afstel komt, dat weet ambtelijk Den Haag maar al te goed. Zeker als het alternatief een kabinet-Timmermans is dat al is aangeprezen als het kabinet dat het geldt haalt waar het maar te innen is, of dat nu eerlijk en evenredig is of niet.