Rechtsmachtsconcentratie in vreemdelingenzaken

Deze voorstellen moeten eerst vervat zijn in een multilateraal verdrag met de staten die ik al noemde en die nu gebukt gaan onder een onaanvaardbare chaotiserende influx van illegale vreemdelingen.  Daaronder Zweden als één van de OSLOstaten die delen in dezelfde Scandinavische rechtstraditie betreffende de nationaliteit, naturalisatie, burger- en grondrechten alsmede burgerschapsrechten, de toegangsverschaffing, toelating en uitzetting van vreemdelingen en de terugleiding naar staten die voor de wedertoelating eerste verantwoordelijkheid dragen.

In dat verdrag zal een concentratie van rechtsmacht moeten worden gedefinieerd in deze zaken op te dragen aan één centrale rechtseenheidkamer die nevenzittingsplaatsen heeft in ieder van de staten. Deze kamer stuurt op locatie feitelijke onderzoekskamers aan die de onderzoeken verrichten via een rechtercommissaris naar het kennelijk gevolgde inreistraject van de vreemdeling, diens verblijfplaatsen binnen de Unie, de genoten voorzieningen, de voorwaarden waaronder private vervoerders de transportbewegingen in de ruimste zin van het woord hebben aanvaard, de terugreismogelijkheden en het kostenverhaal wat betreft het verblijf, het genot der voorzieningen en de beoogde terugleiding.

Deze commissaris kan hangende zijn onderzoek de rechtseenheidkamer verzoeken om prejudiciële beschikkingen terzake de rechtsbegrippen die deze rechtelijke instanties moeten hanteren bij hun constateringen. De commissaris verwijst uiteindelijk de hoofdzaak naar de rechterlijke nationale instantie in eerste aanleg die beslist over toelating, verschaffing van verblijfsvergunning, opvang, kostenverhaal en óók die instantie – een rechtbank dus – zal ook dan bij de rechtseenheidskamer prejudiciële vragen kunnen indienen evenals de vreemdeling.

Dit rechtsmiddel mag ook aangevraagd worden door de vreemdeling en belanghebbende partijen. Het zal geen schorsende werking hebben voor zover het de beoogde verwijderbaarheid betreft en de aanvang van de daaraan verbonden reisbewegingen. We hebben dan, in het klein, een nieuw Dublinstelsel nopens de eerstverantwoordelijke staat, de prioriteitsvolgorde van deze verantwoordelijkheden en de vervoersaansprakelijkheden te dezen met kostenverhaal.

Dat laatste is noodzakelijk om greep te krijgen op de immense transnationale smokkelorganisaties die zich hebben opgedaan en die vaak familieleden in gijzeling houden in het land van herkomst van de illegaal. De hoge verdragsluitende partijen verplichten zich om iedere andere rechterlijke instantie bij de afdoening van de aangespannen zaak, voor zover deel uitmakend van de nationale rechterlijke organisatie formeel-wetstechnisch te weren.

Nederland heeft hier een typisch eigenstandig nationaal probleem omdat het iets te royaal is geweest bij de constitutionele waarborgen van ingezetenen – een feitelijk begrip – tegen onrechtmatige vrijheidsbenemingen en vrijheidsbeperkingen begaan door of vanwege de overheid of door particulieren. Het gaat hier om de introductie van het Angelsaksische principe van het “habeas corpus”-recht betreffende de volstrekte vrijheid van de fysieke persoon van ingezetenen.

 Habeas corpus (Lat., “u moet/zult het lichaam brengen”) is een rechtsbeginsel dat stelt dat de verdachte van een misdrijf binnen een bepaalde termijn van zijn aanklacht in kennis moet worden gesteld, dat hij in levenden lijve aan een rechter moet worden voorgeleid en dat gevangenneming slechts mag volgen op gerechtelijk bevel. Een bevel dat direct moet steunen op een wet in formele zin. Dus een generieke wet vastgesteld bij besluit van de Kroon en Staten-Generaal in gemeen overleg in constitutionele zin. Het beginsel voert terug op een bepaling die in 1679 werd vastgelegd in een Engelse wet, als amendement op de Magna C(h)arta.

De principes van deze wet gelden tegenwoordig als een grondrecht. Internationaal is het recht vastgelegd in onder meer het VN-verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten (1966). Ook in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (1950) en het Verdrag inzake de rechten van het kind (1989) kan het beginsel worden teruggevonden. Het recht is in Europa niet-opschortbaar en kan dus ook in een noodtoestand niet worden opgeheven. Hoewel Engeland, de bakermat van het principe, dat in de Tweede Wereldoorlog wel gedaan heeft op basis van staatsnoodrecht.

In de Verenigde Staten zijn wel in de Constitutie expliciete situaties gedefinieerd waarbij het congres het beginsel kan opschorten. Het principe werd in Angelsaksische termen, één op één vertaald, in 1983 in de Nederlandse Grondwet. En het nieuwe grondwetsartikel 15 gaat daarbij uit van een feitelijke begripsbepaling: beslissend is of de bijzondere persoon niet vrij kan beschikken over zijn geografische verplaatsingen binnenslands. Dat gaat zover, dat niet terzake doet of de persoon aanvankelijk heeft ingestemd met de vrijheidsontneming en zich (nog) van de vrijheid benomen voelt (subjectief dus).

Het begrip vrijheidsontneming is aan de orde, ook al heeft de betrokkende zich aanvankelijk kennelijk vrijwillig onderworpen aan een zekere beperking van zijn bewegingen. Dus: een vreemdeling in de transitruimte op Schiphol die net gearriveerd is en gestuit wordt bij verdere toegangsverschaffing landinwaarts kan op het principe een beroep doen. De advocatuur ging er mee aan de haal. En toen slibde het opvangtraject van de Vreemdelingenwet-1965 volledig dicht omdat iedere illegaal het principe inriep. Destijds was onbeperkte vreemdelingenbewaring nog mogelijk ter fine van uitzetting.

Dat gedwongen en aangewezen verblijf in de transitruimte van een internationale luchthaven immers bleek niet rechtstreeks gegrond te zijn op enige wettelijke machtiging in formele zin. Vanaf dat moment liep het stelsel vast dat Nederland humanitair beoogde. Andere staten – waaronder de zoëven geïmpliceerde — kennen dat probleem niet. Is in Nederland geen aparte rechter aangewezen bij wet voor deze habeas-corpus-zaken dan is de burgerlijke rechter altijd basiscompetent. In kort geding, doorgaans. En hij gunt iedere vreemdeling dan het voordeel van de twijfel.