Schuld en boete: eeuwige thema’s

Via de staatslieden kwam op straat te liggen dat de  westelijke geallieerden eisten dat Duitsland als partij bij de vredesregeling de Alleinschuld zou aanvaarden voor het immense conflict dat op 3 augustus 1914 zich over westelijk Europa uitstortte. Toen rukte immers Keizerlijk Duitsland bij het plaatsje Trois Vierges neutraal Luxemburg binnen. Pruisen had van Luxemburg de eeuwigdurende neutraliteit gegarandeerd. In 1867-1868. Nederland eveneens overigens. Het had de andere garanten – de monarchale grootmachten Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland — bezworen dat koninklijk Pruisen het grondgebied van het mini-Groothertogdom onschendbaar achtte, evenals het dat had gedaan ten aanzien van het Koninkrijk der Belgen in 1831. Dat Duitsland overigens de dag daarop óók binnenviel, na een soort ultimatieve verklaring aan de Belgische regering.

Woedende Duitse menigten lopen te hoop tegen het Alleinschuld-artikel van Versailles-1918

Duitsland kon niet ontkennen dát het dat had gedaan. De toenmalige Rijkskanselier Theodoor Von Bethmann Hollweg had het in de Rijksdag onvoorwaardelijk erkend als feit, toegegeven dat het strijdig was met de Duitse verdragspositie, dat het schadeplichtig was en voort dat het deze plicht alsnog zou nakomen — ten koste van Frankrijk, maar dat zei hij er niet bij. Er waren overigens kapstokken genoeg om deze Alleinschuld aan op te knopen, want in de Rijksdag was die inval sedert 1917 onophoudelijk besproken, zij het dan – uiteraard – niet als basis voor een Alleinschuld. Maar wel als een van de uitgangspunten voor een Verständigingsfrieden waarop met name het politieke midden via Matthias Erzberger — de man die de wapenstilstand voor Duitsland al eerste afparafeerde in Compiègne november 1918 in de vroege ochtend van de 11e – in 1917 nog uit was, waarbij het ook nog arbitrages wilde accepteren via het Arbitragehof dat Den Haag al rijk was sedert de Eerste Haagse Vredesconferentie 1899.

Erzberger had al snel begrepen dat het met de oorlog sedert 1916 voor Keizerlijk Duitsland niet echt goed ging aflopen. Hij had als politicus meteen begrepen dat het op middellange termijn loopbaantechnisch beslist niet slecht zou uitkomen als hij dat ook publiek zou uitdragen. Daarin werd hij niet bedrogen. Hij werd Rijksminster. Maar hij zou er ook om vermoord worden tijdens de roerige Weimarjaren. Het was dus opgelegd pandoer dat Duitsland in dit opzicht de weedom zou aanvaarden van een zekere schuldbekentenis. Maar in hoeverre? Dát werd nu de vraag. Men was terstond ná 11 november 1918 aan geallieerde zijde beslist van plan die betekenis van die bekentenis te beperken tot stoffelijke burgerrechtelijke aansprakelijkheden voor oorlogsschades. De experts binnen de westelijke delegaties. Zoals Keynes de later zo roemruchte Britse internationale econoom. Omdat, zo rekende hij voor, Duitsland al was het nog steeds een hyper-geïndustrialiseerd land met een geweldige infrastructuur toch uiteindelijk maar een beperkte betaalcapaciteit had.

Goed, je kon misschien je vermeien in de gedachten dat alle Duitsers schoften waren. Dat ze dus vogelvrij hoorden te zijn. Dat ze zich moesten schamen. Allemaal best. Wraak smaakt zoet. Maar als je wraak wilt onderbrengen in economische herstelverplichtingen in gangbare valuta begrootbaar op basis van overzichtelijke annuïteiten moest je van deze emotie geen fermentatiepunt maken in een uitvoerbare vredesregeling tot restauratie van de mondiale handelsorde. Men diende geen moraal-theologisch begrip er van maken zoals bij het Laatste Oordeel. Daarvoor waarschuwde Keynes, zij het wellicht wat arrogant, omdat hij nu eenmaal overtuigd was van zijn eigen voortreffelijke juiste inzichten. Slimme Jannie, Veldmaarschalk Smuts, trad hem onmiddellijk bij. Dat was een Zuid-Afrikaans militair die nog tegen de Engelsen had gevochten in de Boerenoorlog. Die kon in ieder geval wat afstandelijker staan tegenover de Duitsers.

Die zag in hoe onuitstaanbaar superieur de Britten waren geweest sedert 1885 tegenover de Duitsers na hun Empire geconsolideerd te hebben. Dat was aan Wilson, die theoloog blééf als Presbyteriaan, niet besteed. En Clémenceau was steeds meegesurfd op de golven van de Franse haat. Die had hem gebracht waar hij nu zat. Die ging dat niet indammen. Men redigeerde een apocalyptisch schuld-artikel in de vredesregeling in concept. Daarin stond dat Duitsland zich verplichtte deze schuld te aanvaarden. Aanvaarden! Wat betekent dat? Vooral als de schuld verder onbepaald blijft in de regeling zelf? Want Wilson zag die schuld veeleer in religieuze en morele termen. Kan men eigenlijk verdragstechnisch schuldbesef afdwingen? Ligt dat binnen de actieradius van het stellig volkerenrecht? Is berouw een intersubjectief overdraagbaar goed? Dat was iets wat zelfs Lloyd George uiteindelijk ook betwijfelde. Men liet het artikel niettemin staan.

Men kon de woordluid straks misschien nuanceren, als de Duitsers erop hadden kunnen kauwen. Het concept was nog geheim. Men gaf het hele telefoonboek dus bars aan Von Brockdorff Rantzau. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken. In maart 1919. Die sloeg er meteen op aan. Dat nám hij niet. Hij gaf ook aan waarom niet. Maar hij nam het pak papier mee. Men zou nog horen. Een marinetelegrafist die het concept naar Berlijn moest overseinen zond het door aan de pers. Die gooide het onmiddellijk op de frontpagina’s van alle kranten. Daarmee werd die Alleinschuld prestige-object waarvan de geallieerden echt niet maar afzagen. Ze konden niet. Dat kunnen Biden en Zelensky nu óók niet meer.