Siem Tee redt

De maandag daaraanvolgend kwam ik vroeg in de ochtend op de griffiekamer in dat immense eenzame, helmende gebouw met zijn lange gangen en onrustbarend neonlicht. Ik had een immense Olivetti schrijfmachine toegewezen gekregen met een zeer brede wagen, want de impriméformulieren waren nogal groot gedrukt met links een brede marge voor toevoegingen, amenderingen en correcties in de reeds getiepte tekst, wanneer hoger beroep werd dóórgezet. Dat laatste gebeurde in 1977 nog eigenlijk niet zo veel. Er was wel gratis-admissie te krijgen bij buro’s voor rechtshulp in de regio voor de rechtsbijstand in eerste aanleg. Dat betekende dat zo’n buro voorzag in de toevoeging van een kosteloze advocaat uit het door dat buro beheerde fonds aan raadslieden, die, dat moet gezegd, doorgaans redelijk linksisistisch waren maar de gelden graag incasseerden voor hun diensten ten laste van de rijkskas.

Er waren geen leges destijds aan hogere rechtsmiddelen verbonden, maar een hoger beroep werd doorgaans alleen maar in uitzonderlijke gevallen vergoed. Daarin zat een drempel. Die ook beoogd werd. De linkermarge werd bij de opstelling van het imprimé vóór de zitting opengelaten. Wel werden namen, adressen en personalia alvast ingetiept. Rechts kon men als griffier in potlood aanwijzingen geven ten behoeve van de politierechter die doorgaans het dossier pas doorbladerde ter zitting. Die voer blind op de potloodstreepjes van zijn griffier rechts, was er iets raars, dan was dat daar summier vermeld met metalen ruitertjes in het dossier zelf. Daarheen werd dan verwezen. De Bruin was al op zijn  post en zat nijver te tikken. Hij zag mistroostig op en bromde een welkomstgroet. Wie hier het zonnetje in zijn ziel wilde laten blijven schijnen moest het zelf buiten van brandstof voorzien, dat had ik al gauw begrepen.

Maar De Bruin zat nu  wel erg gramstorig te hameren terwijl zijn bureau overladen was met dossierdozen. Het mijne was maagdelijk. De hoes over de Olivetti. Het blad nog glanzend van de zeemleren lap die er net overhaald was door de huishoudelijke dienst.  Ik zocht naar de rol op het dossierwagentje. Maar er was voor mij geen rol. Ik keek hulpzoekend naar De Bruin. Die zat net te festonneren, terwijl hij wederom een sjekkie draaide. Ik gaf aan dat ik de politierechterzitting niet kon vinden. Dat hoefde ook niet, zei De Bruin. Daar was hij juist druk mee bezig. En hamerde heftig voort. Stilte viel in de kamer, terwijl de wolken vanaf Vught heiïg wielden over de zompen. Ik zocht nu naar de rol voor de raadkamerzittingen waar voorlopige hechtenissen gelast, geschorst of opgeheven werden en beslagnemingen werden voortgezet of beëindigd. Die was er evenmin. Op navraag deelde De Bruin mede, dat hij die zitting óók voor zijn rekening nam. Wederom betekenisvolle stilte. Ik ging koffie halen bij het reutelend apparaat aan het eind van de gang, ook voor De Bruin. Die, merkbaar vertederd door de chocoladesprits die ik op weg van het Bossche station naar de Spinhuiswal in tweevoud had betrokken bij het bakkerswinkeltje dat óók uitstekende Bossche bollen frequenteerde, zag mij nu tersluiks aan. “Je hoeft helemáál niet naar welke zitting dan óók” stiet hij uit, waarna hij de koffie in het plastic bekertje krachtig begon uit te slurpen, de bruine vloeistof in de mond zorgvuldig mengend met de sprits die hij tot dat doel op zijn bureau had verbrokkeld, het kunstgebit dampend op het vloeiblad ernaast.

Ik begreep het niet aanstonds. Ik meende verlichting in mijn taakstelling te ontwaren. Maar de reden voor dat privilege was mij niet aanstonds duidelijk. De Bruin evenmin. Maar hij dacht dat het er niet best uitzag. Ik kon maar beter even naar Mr Tee  gaan, de hoofdgriffier en mijn baas. Die was er al. En die was al bij De Bruin binnengevallen om een herschikking van de arbeid te gelasten onder de kamerbewoners op deze verdieping. Tee zat in het centrale hoofdgebouw, ik kon daar beter even mijn opwachting maken. En het was wellicht beter dat ik mijn  tas en lunchtrommel ook herwaarts bracht. Want De Bruin dacht niet, dat hij nog met mij te maken zou hebben als griffier. Tee was een beste man. Hij zou mij  wel uit de nesten halen, overwoog De Bruin. Maar hoe, dat wist De Bruin ook niet. Het was eigenlijk wel jammer. Ik leek hem wel een oplettend en nijver knaapje. Ook wel netjes, dasje en jasje. Gepoetste schoenen. Vouw in de broek. Beleefd. Maar verder wou De Bruin toch niets zeggen. Tee zou redden. Dat was hem wel toevertrouwd. Hij kwam van Java. Hij was heel wat gewend. Ook in Den Bosch.